H11 Verhoudingen en verhoudingstabel

Verhoudingen
1 / 20
next
Slide 1: Slide
RekenenMBOStudiejaar 1

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Verhoudingen

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Doelen
  • Je weet wat verhoudingen zijn.
  • Je kan verhoudingstabellen maken.
  • Je kan rekenen met verhoudingen.

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Slide 3 - Video

This item has no instructions

Verhoudingen
Je komt verhoudingen  ook veel tegen bij het koken, in recepten

Voorbeeld
Voor 4 personen heb je 300 gram noedels nodig.

Dit is een verhouding tussen het aantal personen en het aantal
gram noedels. Met deze verhouding kan je uitrekenen hoeveel
noedels je nodig hebt voor verschillende aantallen personen.
                                                                

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Voorbeelden van verhoudingen
De auto rijdt 1 op 18.   
Dat betekent: met 1 liter brandstof rijdt de auto 18 kilometer.
Met 3 liter brandstof kan de auto dus ook 3 x zo ver rijden: 
3 x 18 = 54 kilometer

In het filmpje zag je ook: verhouding tussen gewicht en prijs. Vaak wordt de prijs per 100 gram of per kilo gegeven. Wil je dan bijvoorbeeld 400 gram kopen, dan moet je de prijs vermenigvuldigen met 4.

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Bijvoorbeeld
Je kookt voor 6 personen, hoeveel gram noedels heb je nodig?


Eerst reken je het aantal personen om naar 1, vervolgens naar 6.

Slide 6 - Slide

Je kan ook het aantal personen omrekenen naar 2, dan vermenigvuldig je daarna met 3 in plaats van 6.

Je kan ook in een keer vermenigvuldigen met 1,5.
Een verhoudingstabel is een bijzondere tabel.

De bovenkant van de tabel heeft steeds te maken met de onderkant van de tabel. 

De bovenkant van de tabel x6 
dan ook   
de onderkant van de tabel x6

Slide 7 - Slide

This item has no instructions


A
A = 10 km, B = 20 km, C = 40 km
B
A = 20 km, B = 40 km, C = 60 km
C
A = 10 km, B = 20 km, C = 30 km
D
A = 20 km, B = 35 km, C = 50 km.

Slide 8 - Quiz

Dit is een verhouding tussen tijd en afstand.
Alles wat je met de bovenste rij doet, doe je ook met de onderste rij. Een half uur is 2 keer zo lang als een kwartier. Een uur is 2 keer zo lang als een half uur. En anderhalf uur is 3 keer zo lang als een half uur.

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Reken uit met een verhoudingstabel:

Een auto gebruikt 60 liter brandstof voor 600 kilometer. Hoeveel kilometer rijdt deze auto met 1 liter brandstof?

Slide 10 - Open question

This item has no instructions

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

 Verhoudingen met een totaal
Soms wordt een verhouding ook gegeven als deel van een totaal. Bijvoorbeeld in een klas van 20 zitten 5 jongens en 15 meisjes.

De verhouding jongens op het totaal is 5 op de 20 = 1 op de 4         (1:4)

De verhouding jongens op het aantal meisjes is 5 op de 15 = 1 op de 3       (1:3) 

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Slide 13 - Mind map

This item has no instructions

Wat is de kleinste verhouding
witte kralen : zwarte kralen?
A
4 : 2
B
2 : 4
C
1 : 2
D
2 : 1

Slide 14 - Quiz

This item has no instructions

Veerle gebruikt voor een ketting 30 zwarte kralen.
Hoeveel witte kralen heeft zij nodig?

A
35
B
20
C
45
D
15

Slide 15 - Quiz

This item has no instructions


A
66
B
60
C
3
D
63

Slide 16 - Quiz

This item has no instructions

: 21                          x 20

Dus in 20 minuten 60 auto's
tijd( min.)
21 
20
aantal auto's
63
3
60

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

6 appels kosten in
de winkel € 2,10

Hoeveel kosten 5 appels?

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

5 appels kosten  €1,75
appels
6
1
5
prijs
2,10
2,10: 6 = 0, 35
5x 0,35= 1,75

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

Kun jij nu zelf aan de slag met de opgaven van H11 Verhoudingen ?
😒🙁😐🙂😃

Slide 20 - Poll

This item has no instructions