Redenen van wetenschap (ik zag, hoorde, rook, voelde of proefte)
Feiten (signaleren, alarmeren, rapporteren)
Altijd in verledentijd + op volgorde van gebeurtenis
Bij bekende personen een naam noemen
Bij onbekende personen (5 primaire kenmerken en 2 secondaire kenmerken)
Bij voer of vaartuig ( merk + typte + kenteken + kleur)
Benoem oplossingen en benoem tijden van iedereen die ter plaatse komt