Like and As3tl

Like & As 
1 / 18
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Like & As 

Slide 1 - Slide

Leerdoelen
Aan het eind van de les kunnen jullie:
- Het verschil tussen like & as begrijpen.
- Like & as op de juiste manier toepassen in vergelijkingen. 

Slide 2 - Slide

Like en As betekenen?
A
Net leuk
B
Als
C
Net
D
Net als

Slide 3 - Quiz

LIKE / AS

Like en as worden gebruikt om een vergelijking te maken tussen twee mensen of dingen. 

Slide 4 - Slide

LIKE
Like wordt gebruikt om iets te zeggen over zelfstandig naamwoorden en persoonlijke voornaamwoorden.

Dit betekent dat je like gebruikt om iets te zeggen over:
- Hoe een persoon of ding iets doet.
- Hoe een persoon of ding eruit ziet.


Slide 5 - Slide

As
As gebruik je voor bijzinnen en in combinatie met voorzetsels.

Dit betekent dat je as gebruikt om iets te zeggen over:
- Waarvoor iets gebruikt wordt.
- Het beroep dat iemand beoefent.
- De tijd waarin iets gebeurt.

Slide 6 - Slide

Voorbeelden
Like:
it fits like a glove. (hoe iets gedaan wordt)
She is acting like a queen. (hoe iets gedaan wordt)
As:
As in the past year, I am going to France. (voorzetsel: in)
I work as a teacher at an elementary school. (beroep: teacher)

Slide 7 - Slide


He cooks ______ a chef.
A
like
B
as

Slide 8 - Quiz

He is working ______ a supervisor.
A
like
B
as

Slide 9 - Quiz

He speaks ____ a native speaker.
A
Like
B
As

Slide 10 - Quiz

He seems smart ____ a fox.
A
Like
B
As

Slide 11 - Quiz

My friend thinks ____ I do.
A
Like
B
As

Slide 12 - Quiz

Please don't use my plate ____ an ashtray.
A
Like
B
As

Slide 13 - Quiz

____ a parent, please let me tell you...
A
Like
B
As

Slide 14 - Quiz

I look ____ my father.
A
Like
B
As

Slide 15 - Quiz

Wat vind je nog moelijk?

Slide 16 - Open question

0

Slide 17 - Video

0

Slide 18 - Video