Les 2 - weerstand van een draad

• Natuurkunde
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 3

Leerdoel 2  

weerstand van een draad

Lesplanning:

1. Uitleg spanning en lading
2. Aan de slag met leerdoel 1
3. Demo: van de graaffgenerator
4. Uitleg 'Wat is weerstand?'
5. Maken opgave §3.2  + check 1
6. Afsluiting: wet behoud van lading

Les 2

Lesdoel

Aan het einde van de les kan je met de begrippen spanning, stroomsterkte en lading uitleggen waarom een lampje brandt. 

Les 2

Wat is lading?

Heeft een voorwerp ...

• meer positieve deeltjes, dan is het positief geladen.
• evenveel positieve als negatieve deeltjes, dan is het neutraal.
• meer negatieve deeltjes, dan is het negatief geladen.

Hoe raakt een voorwerp geladen?

Negatieve deeltjes (elektronen) kunnen zich verplaatsen. 

Phet

Elektrische stroom

Bij een “groot” ladingsverschil bewegen de elektronen van een negatief geladen plaats naar een positief geladen plaats. 

Afspraak:
Stroom gaat van de pluspool van de batterij naar de minpool.

Stroomsterkte

Stroomsterkte (I) in ampère(A) geeft aan hoeveel ladingen er per seconde een bepaald punt in de stroomkring passeren.

Gesloten stroomkring

Spanning veroorzaakt stroom.

Spanning

Spanning (U) in volt (V)

Geeft aan hoeveel energie een lading afgeeft tussen twee punten in de stroomkring. 

Het lampje brandt...

1. ... wanneer schakelaar 1 sluit.
2. ... wanneer schakelaar 2 sluit.
3. ... wanneer beide schakelaars open zijn
4. ... pas nadat schakelaar en en 2 zijn gesloten.

Spanningsbronnen

• pompen ladingen rond;
• geven energie mee aan
  de ladingen;
• zorgen voor een constante
  stroom; 

Wisselspanning

Werken aan leerdoel 1

vanuit de studiewijzer (classroom)

Maak de opgave vanuit het papieren boek in je schrift. 

Opgave 5 bespreken we straks klassikaal.

Opgave 5

1200 mA =           

450 mA =           

80 kA =               

4   µA =   

2,818 A =

0,347 A = 

263 kA =        

70 µA =   

 

Het symbool I wordt gebruikt voor...

1. spanning
2. stroomsterkte
3. ampère
4. volt

De eenheid van stroomsterkte is ...

1. spanning
2. stroomsterkte
3. ampère (A)
4. volt (V)

Lading...

Opgave 8

A. Teken een schakelschema waarin een lampje met twee draden is aangesloten op een spanningsbron.

Online tekenen

Online whiteboard:
https://whiteboard.fi/...

Maak hierin je tekening.

whiteboard.fi 

2 uur voor de les nog toevoegen

Afronden leerdoel 1

Werk vanuit de studiewijzer.
Maak de opgave vanuit het papieren boek in je schrift.
Maak de check op een los blaadje.

Klaar: starten met leerdoel 2 volgens de studiewijzer.

demo

van de Graaffgenerator

Leerdoel 2

Je kan aangeven wat weerstand is en welke invloed de weerstand heeft op de stroomsterkte. 

Met de wet van Ohm kan je de spanning, stroomsterkte of weerstand berekenen. Tevens kan je aangeven hoe de dikte en de lengte van een draad de weerstand beïnvloeden. 

Weerstand en geleidbaarheid

Geleidbaarheid (G) in 

Siemens (S)

Geleiders en isolatoren

Metalen zijn goede geleiders. Maar ook water en koolstof zijn goed geleiders. Ze hebben een hoge geleidbaarheid.

Hout, plastic, glas zijn isolatoren, ze hebben een hoge weerstand.

Weerstand (R) in Ohm (Ω)

Geleidbaarheid (G) in Siemens (S)
Geeft aan hoe goed een voorwerp elektrische stroom geleid. 

Weerstand (R) in Ohm (Ω)

Geeft aan hoe slecht een voorwerp elektrische stroom geleid.

Hoe kleiner de weerstand,

1. hoe groter de stroomsterkte
2. hoe kleiner de spanning
3. hoe kleiner de stroomsterkte

Wet van Ohm

R=​I​​U​​

Geleidbaarheid en weerstand

Formules:

Geleidbaarheid en weerstand

R(Ω)=​I(A)​​U(V)​​

G(S)=​U(V)​​I(A)​​

G(S)=​R(Ω)​​1​​

R(Ω)=​G(S)​​1​​

Een luidspreker is aangesloten op 230 V. Er loopt een stroom van 8,2 A door de luidspreker. Bereken de weerstand van de luidspreker.

1. 28 Ohm
2. 1886 Ohm
3. 65 Ohm
4. 8,2 Ohm

Een mobiele telefoon heeft ene geleidbaarheid van 0,2 S. De spanning die je adapter levert is 12,0 V. Bereken de stroomsterkte die door de mobiele telefoon loopt tijdens het opladen.

1. 60 A
2. 2,4 A
3. 0,0167 A
4. 1,0 A

Huiswerk

Afronden leerdoel 1 opgaven + check

 §3.2 opgave 17, 20, 21 en 23

Aan de slag

Maken en nakijken

§3.2 opgave 17, 20, 21, 23, 24, 25 en 26

Klaar: werk verder aan leerdoel 2 volgens de studiewijzer.

Waarom moeten de kabels naar de versterkers in een theater zo dik zijn?