Tijdvak 1 en 2

Geschiedenis
HS 1: prehistorie en oudheid
dinsdag 12 september
1 / 42
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 42 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 80 min

Items in this lesson

Geschiedenis
HS 1: prehistorie en oudheid
dinsdag 12 september

Slide 1 - Slide

Programma 12 september
 - Terugkoppeling les vorige week

- Planning vandaag

- huiswerk bespreken: 1.1 opdracht 4 t/m 7 (8 vwo)

- leerdoelen en theorie

Aan het werk met dossier :)

Slide 2 - Slide

terugkoppeling 5 september
1.1  agrarische revolutie
- jagers verzamelaars
- kleine groepen
- weinig sociale hiërarchie
- ontstaan landbouw en veeteelt
- dorpsgemeenschappen --> steden
- sociale verschillen worden groter

Slide 3 - Slide

Tot welke veranderingen op politiek, sociaal, economisch en cultureel gebied leidde de agrarische revolutie?
politiek:
- bestuur dorpen en steden steeds complexer
- handhaving tegen aanvallen van vijanden
- positie bestuurder erfelijk: ontstaan koningschap

sociaal:
- verschillen in macht, aanzien en rijkdom
- ontstaan hiërarchie

economisch:
- ontstaan van nieuwe beroepen, uitvindingen

cultureel:
- ontstaan van het schrift


Slide 4 - Slide

kenmerkende aspecten:
1. De levenswijze van jagers-verzamelaars

2. Het ontstaan van landbouw en landbouwsamenlevingen

3. Het ontstaan van de eerste stedelijke gemeenschappen

Slide 5 - Slide

Planning
1e uur:
- nakijken huiswerk
- 1.2 machtige rijken in het Midden-Oosten
- 1.3 De Griekse democratie
7e uur:
- 1.4 Het Romeinse Rijk

Slide 6 - Slide

Feniks, Geschiedenis Werkplaats Memo

Slide 7 - Slide

Jagers en verzamelaars

Slide 8 - Slide

Jagers-verzamelaars
  • De bestaansmiddelen van de eerste mensen waren:
     - Jagen
     - Verzamelen
  • Het waren jagers-verzamelaars
  • Trekken rond op zoek naar voedsel
  • Weinig bezittingen

Slide 9 - Slide

Welke informatie kan je niet halen uit deze bron?
A
Hoe jagers-verzamelaars woonden
B
Waar jagers-verzamelaars van leefden
C
Welke godsdienst jagers-verzamelaars hadden
D
De taakverdeling tussen mannen en vrouwen

Slide 10 - Quiz

Middelen van bestaan zijn
manieren om in leven te blijven.
Welke middelen van bestaan
hadden de eerste mensen?
A
Wilde dieren en verzamelen
B
Jagers en boeren
C
Jagen en verzamelen
D
Boeren en verzamelaars

Slide 11 - Quiz

Vruchtbare Halvemaan
  • Gebied waar de eerste landbouw ontstaat (9000 v. Chr.)

  • Midden-Oosten: Egypte, Israël, Palestina, Jordanië, Libanon, Syrië, Irak, Iran en Turkije

  • 'De kraamkamer van de beschaving': ontstaan van steden en het schrift

Slide 12 - Slide

Oke, landbouw...
Welke 'optelsom' is juist over landbouw?
A
akkerbouw + landbouw = veeteelt
B
landbouw + veeteelt = akkerbouw
C
veeteelt + akkerbouw = landbouw
D
Ambacht + Nijverheid = landbouw

Slide 13 - Quiz

Landbouwrevolutie
  • Revolutie betekent verandering

  • Jager-verzamelaars worden boer

  • De landbouwrevolutie duurde meer dan 1000 jaar: niet iedereen werd tegelijk boer

  • Landbouw bestaat uit: akkerbouw en veeteelt

Slide 14 - Slide

Gevolgen van de landbouwrevolutie
  • Mensen stoppen te leven als nomaden

  • Er ontstaan steden: landbouwsamenleving

  • Mensen krijgen meer bezittingen

  • Er ontstaat meer ongelijkheid: de één heeft meer bezittingen dan een ander.

Slide 15 - Slide

Dood en begraven
  • Graven worden steeds uitgebreider: grafheuvels en hunebedden

  • Zowel begraven als cremeren: urnenvelden

  • Doden kregen bezittingen mee: vermoedelijk geloven in leven na de dood

Slide 16 - Slide

Hoe kan ik aan de afbeelding zien dat de hunebedden ná landbouwrevolutie zijn gemaakt?
A
De grote stenen kwamen hier pas tijdens de landbouwrevolutie.
B
Er woonden hier te weinig mensen om samen de hunebedden te maken.
C
Er wordt gebruik gemaakt van dieren.
D
Voor de landbouwrevolutie werden er geen mensen begraven

Slide 17 - Quiz

Machtige rijken in het Midden Oosten

Slide 18 - Slide

Beschaving in Mesopotamië

-Irrigatielandbouw
-Eufraat en Tigris
-Polytheïsme
-Spijkerschrift
-Meerdere staten in een gebied
-Koning regeert namens de goden


Beschaving in Egypte

-Irrigatielandbouw
-Nijl
-Polytheïsme
-Hiërogliefen
-een natiestaat
-Koning wordt vereerd als god en is hoofdpriester

Slide 19 - Slide

Egypte en Mesopotamie waren de eerste grote staten

- Zij ontstonden rond 3000 v.C.
- Een staat is een afgebakend gebied met een 
- Centraal bestuur
- Rechtssysteem
- Geweldsmonopolie door de staat
- Ambtenarenapparaat


Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide

Feniks, Geschiedenis Werkplaats, Memo, Saga

Slide 22 - Slide

Leerdoel

Aan het eind van deze les kun je herkennen en uitleggen waarom de Oude Grieken kolonies hadden gesticht en op welke manier ze hun stadstaten bestuurden.

Let op: gedeelte filosofie doen we volgende week!

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Map

Kolonies buiten Griekenland (1)
  • Een kolonie is een gebied van een land buiten dat land

  • Griekenland is door het droge klimaat en de rotsachtige grond erg onvruchtbaar (slechts 20% is geschikt voor landbouw)

  • Een mislukte oogst betekende al snel een hongersnood

Slide 25 - Slide

kenmerkende aspecten:
4. De ontwikkeling van het wetenschappelijk denken en het denken over burgerschap en politiek in de Griekse stadstaat

5. De klassieke vormentaal van de Grieks-Romeinse cultuur

Slide 26 - Slide

Kolonies buiten Griekenland (2)
  • Sommige Grieken trokken weg, op zoek naar een beter leven

  • Met schepen voeren ze over de Middellandse Zee naar andere gebieden om daar te gaan wonen

  • Rond 750 v. Chr. hadden de Grieken kolonies in Spanje, Italië en Turkije

Slide 27 - Slide

Kolonies buiten Griekenland (3)
  • Tussen de kolonies en het 'moederland' ontstond zoveel handel dat de Grieken rond 550 v. Chr. geen nieuwe kolonies meer hoefden te stichten.

  • Door de Griekse kolonies raakten de mensen in het Middellandse Zeegebied bekend met de Griekse cultuur (zoals: mythologie, beeldhouwkunst, enz.)

Slide 28 - Slide

Slide 29 - Slide

Griekse 
stadstaten (1)
  • Griekenland bestond nog niet als één land

  • Er waren steden die als landen werden bestuurd: bijvoorbeeld met een eigen koning

  • Zo'n zelfstandige stadstaat heet een polis (stadstaat) (mv: poleis)

Slide 30 - Slide


De Atheense 
democratie




  • In Athene was het volk de baas
  • Er werd gestemd over belangrijke beslissingen.
  • Dat was niet altijd zo geweest...

Slide 31 - Slide

Kenmerken van de Atheense democratie
  • Atheense vrije mannen met burgerrecht mogen stemmen

  • Directe democratie

  • Volksvergadering (buiten)

  • Ostracisme (schervenrechtbank) voorkomt teveel macht bij één persoon

  • Onbetaalde baan

Slide 32 - Slide


Democratie?!




  • Niet helemaal...
  • ...alleen mannelijke burgers (ongeveer 16% van de bevolking) 
  • Vrouwen, slaven en vreemdelingen mochten niet meepraten en -stemmen.

Slide 33 - Slide

Slide 34 - Video

Welk bestuur had de stad Athene?
A
Keizer
B
Democratie
C
Adel
D
Koning

Slide 35 - Quiz

Wat betekent democratie?
A
Een koning regeert
B
Het volk regeert
C
Een tiran regeert
D
Een kleine groep rijken regeert

Slide 36 - Quiz

I. Athene lag in Griekenland, Sparta niet.
II. Athene was een stadstaat, Sparta niet.
A
stelling I is juist, stelling II is onjuist.
B
stelling I is onjuist, stelling II is juist.
C
Stelling I en II zijn allebei juist
D
Stelling I en II zijn allebei onjuist

Slide 37 - Quiz

Wie mochten meebeslissen in de Atheense democratie?

A
slaven
B
vreemdelingen
C
vrouwen
D
mannen

Slide 38 - Quiz

In Athene kreeg je burgerrecht als...
A
Je in Athene geboren was
B
Je vader in Athene geboren was
C
Je beide ouders in Athene geboren waren
D
Je moeder in Athene geboren was

Slide 39 - Quiz

De naam van de persoon die het meest genoemd werd tijdens het schervengericht.....
A
Moest voor tien jaar in de gevangenis
B
Werd meteen vermoord
C
Werd voor tien jaar verbannen uit Athene
D
Mocht nooit meer in Athene komen

Slide 40 - Quiz

Geef één overeenkomst tussen de Atheense democratie en de democratie die wij in Nederland kennen.

Slide 41 - Open question

Geef twee verschillen tussen de Atheense democratie en de democratie die wij in Nederland kennen.

Slide 42 - Open question