Kapitel 1 Wiederholung Grammatik + Wortschatz

• Duits
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 3

Kapitel 1 Wiederholung Grammatik + Wortschatz

Wat is het doel van deze les?

- Je kunt de regels van haben en sein in de verleden tijd toepassen.

- Je kunt de regels van het voltooid deelwoord toepassen.

haben en sein in de verleden tijd

haben

in de verleden tijd

Im Juli ............. es warm.

1. warst
2. war

Im Sommer .............. wir tolles Wetter.

1. waren
2. haben
3. hatten
4. sind

Wir (haben)…….geschwommen und (sein)…….nach Hause gelaufen.

1. hat/sein
2. haben/ist
3. haben/sind
4. hast/sind

Welke vorm voor de v.t. is correct?

1. Ich habet
2. Ich hatte
3. Ich hattest
4. Ich hättet

Welke vorm voor de v.t. is correct?

1. Ich wart
2. Ich warst
3. Ich war
4. Ich ben

Welke vorm voor de v.t. is correct?

1. sie wart
2. sie war
3. sie warst
4. sie waret

Welke vorm voor de v.t. is correct?

1. Du hattet
2. Du hatte
3. Du hattest
4. Du hatten

Combineren met een werkwoord:
Hij heeft met haar gesproken:

1. Er hat mit ihr gesprochen.
2. Er hast mit ihr gesprechen.
3. Er hast mit ihr gesprochen.
4. Er haben mit ihr gesprochen.

Combineren met 'zijn':
Zij is naar hem gegaan.

1. Sie bist zu ihm gegangen.
2. Sie bin zu ihm gegangen.
3. Sie sein zu ihm gegangen.
4. Sie ist zu ihm gegangen.

sein

Ich 

Du 

Er/sie/es

Wir

ihr

sie/Sie

 bin

 sind

bist

ist

 sind

seid

haben

Ich 

Du 

Er/sie/es

Wir

ihr

sie/Sie

 habe

 haben

hast

hat

 haben

habt

Het voltooid deelwoord

Voltooid deelwoorden bij regelmatige zwakke w.w.

1. Werkwoorden eindigen op -ieren	stam + t	stud ieren - studiert
2. Werkwoorden beginnen met be- /ver-	stam + t	be suchen - besucht ver sorgen - versorgt
3. Werkwoorden stam op -d / - t	ge + stam + e t	arbei t en - gearbeit e t mel d en - gemeld e t
4. Hoofdregel	ge + stam + t	wohnen - gewohnt

Stappenplan

Stap 1	Stap 2	Stap 3
- onregelmatig? - sterk? - zwak?	- eindigt het op ieren? - begint het werkwoord met be/ver? - eindigt de stam op -d / -t?	- pas hoofdregel toe

• Onregelmatig & sterke werkwoord  staan op je grammatica kaart. 
• Zwakke werkwoorden doorloop stap 2 & 3

• Als je op geen van de bovenstaande vragen antwoord kan geven, ga je naar stap 3.

Maak het voltooid deelwoord van: wohnen

Maak het voltooid deelwoord van: kontrollieren

Maak het voltooid deelwoord van: warten

Maak het voltooid deelwoord van: schwimmen

Maak het voltooid deelwoord van: vermissen

Maak het voltooid deelwoord van: dürfen

Wir haben bis 5 Uhr morgens ......... (feiern)

1. gefeiernt
2. befeiert
3. feiert
4. gefeiert

Seid ihr schon mal in Berlin ...... (sein)?

1. gewest
2. gewesen
3. gesein
4. geseint

Wir haben unsere Freunde in Berlin ...... (besuchen)

1. besuchen
2. gebesucht
3. besucht
4. gebesuchen

Tweede lesuur

Gaan we iets leuks doen :)

Er valt iets te winnen :D