What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
Haben + sein + zwak ww
Haben
Sein
ZWAK WW
VOLTOOID DEELW.
Tekst?????
1 / 48
next
Slide 1:
Slide
Duits
Middelbare school
vmbo b, k
Leerjaar 1,2
This lesson contains
48 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Lesson duration is:
15 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Haben
Sein
ZWAK WW
VOLTOOID DEELW.
Tekst?????
Slide 1 - Slide
Persoonlijke voornaamwoorden
(ik, jij, hij, zij, wij, jullie, zij, U)
Weet jij ze nog in het
Duits
?????????????????
Slide 2 - Slide
Persoonlijke voornaamwoorden
ik
ich
jij
du
hij
er
zij
sie
het
es
wij
wir
jullie
ihr
zij (mw)
sie
U
Sie
Slide 3 - Slide
het werkwoord HABEN
ich
HABE
du
HAST
er/sie/es
HAT
wir
HABEN
ihr
HABT
sie/Sie
HABEN
Slide 4 - Slide
het werkwoord SEIN
ich
BIN
du
BIST
er/sie/es
IST
wir
SIND
ihr
SEID
sie/Sie
SIND
Slide 5 - Slide
Ik
jij
hij
zij
het
wij
jullie
zij
U
ihr
er
Sie
wir
sie (ev)
du
sie (mv)
es
ich
Slide 6 - Drag question
Het werkwoord sein
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
bin
bist
ist
sind
seid
sind
Slide 7 - Drag question
het werkwoord haben
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
habe
hast
hat
haben
habt
haben
Slide 8 - Drag question
Grammatik: haben & sein - vervoegen
Slide 9 - Slide
du .................... (haben)
A
habt
B
hast
C
hat
D
haben
Slide 10 - Quiz
ihr .................... (sein)
A
bist
B
sind
C
bin
D
seid
Slide 11 - Quiz
Agnes und Martin ............. (sein)
A
seid
B
sind
C
bist
D
ist
Slide 12 - Quiz
Das Kind ............ (sein)
A
bin
B
bist
C
ist
D
seid
Slide 13 - Quiz
Warum ............. Sie hier? (sein)
A
seid
B
bist
C
ist
D
sind
Slide 14 - Quiz
es .................... (haben)
A
habt
B
hast
C
haben
D
hat
Slide 15 - Quiz
du .................... (sein)
A
bist
B
bin
C
ist
Slide 16 - Quiz
ihr .................... (haben)
A
haben
B
habt
C
habe
Slide 17 - Quiz
ich .................... (haben)
A
haben
B
habt
C
habe
D
hat
Slide 18 - Quiz
Ich ........... 14 Jahre alt.
A
habe
B
bin
Slide 19 - Quiz
wir ................. einen Hund
A
sind
B
haben
Slide 20 - Quiz
Mein Freund ............. ein Haus
(haben)
Slide 21 - Open question
............ du die Handynummer von Peter?
(haben)
Slide 22 - Open question
Warum .......... du jetzt in Hamburg?
(sein)
Slide 23 - Open question
Meine Mutter ............ 40 Jahre alt.
(sein)
Slide 24 - Open question
Ihr ............... zu Hause keine (geen) Wurst.
(haben)
Slide 25 - Open question
zwakke werkwoorden herhaling
- hoe vervoeg je de zwakke werkwoorden
- hoe vervoeg je zwakke werkwoorden op d/t en s-klank
Slide 26 - Slide
Het zwakke werkwoord
Wohnen (wonen)
Stam: wohn
Uitgang
ich
e
du
st
er / sie / es
t
wir
en
ihr
t
sie / Sie
en
Slide 27 - Slide
EZELSBRUGGETJE
Slide 28 - Slide
FEESTTENTEN
FE-
1 2 1 2 1 2
Slide 29 - Slide
Het zwakke werkwoord
feesttenten
Stam op
s-klank: s,ss,z,ß,x
ich
e
e
du
st
t
er / sie / es
t
t
wir
en
en
ihr
t
t
sie / Sie
en
en
Slide 30 - Slide
Het voltooid deelwoord van zwakke werkwoorden
Slide 31 - Slide
Voltooid deelwoord
Slide 32 - Slide
Zwakke werkwoorden:
Ich _____ gerne.
A
back
B
backe
C
backst
Slide 33 - Quiz
Wat is de stam van een zwak werkwoord in het Duits?
timer
0:10
A
ik-vorm
B
hele werkwoord
C
hele werkwoord -(e)n
D
hij-vorm
Slide 34 - Quiz
Wat was het ezelsbruggetje voor de uitgangen van de zwakke werkwoorden?
A
e , st, t, en, t, en
B
e,st,u, ie,t,en
C
e,st,a,an,t,en
D
weet ik niet meer
Slide 35 - Quiz
Zwakke werkwoorden:
Ich _____ viel.
A
rede
B
redest
C
redet
D
reden
Slide 36 - Quiz
zwakke werkwoorden:
Wir _____ in Hamburg.
A
leben
B
lebst
C
lebe
Slide 37 - Quiz
zwakke werkwoorden:
Ihr _____ in Berlin.
A
wohnt
B
wohne
C
wohnst
Slide 38 - Quiz
zwakke werkwoorden:
Du _____ doch Lisa?
A
heiße
B
heißt
C
heißen
D
heißst
Slide 39 - Quiz
ihr (reisen)
Let op stam op -s / -ß / -z
A
reiset
B
reist
C
reisen
D
reis
Slide 40 - Quiz
Eindigt de stam op -s, -ß, -x, -tz of -z, dan vervalt bij de "du" vorm de s
A
Falsch
B
Richtig
Slide 41 - Quiz
Wat is het voltooid deelwoord van 'hören'?
A
gehören
B
hört
C
gehört
D
hören
Slide 42 - Quiz
Voltooid deelwoord = spielen
A
gespield
B
gespielen
C
gespielt
Slide 43 - Quiz
Het voltooid deelwoord van machen
A
gemacht
B
macht
Slide 44 - Quiz
Het voltooid deelwoord van kaufen is...
A
gekaufd
B
gekauft
C
gekaufent
D
gekaufend
Slide 45 - Quiz
Het voltooid deelwoord van tanzen is...
A
getanzen
B
getanzt
C
getanzd
D
getanzed
Slide 46 - Quiz
Het voltooid deelwoord van wohnen is...
A
gewohnd
B
gewohnt
C
gewohnent
D
gewohndt
Slide 47 - Quiz
Ende
ENDE
Slide 48 - Slide
More lessons like this
Kapitel 4 - Verben
February 2023
- Lesson with
30 slides
Duits
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
20210617 Vorbereitung PWW 3 Jun i2021
June 2021
- Lesson with
26 slides
Duits
Middelbare school
vmbo k
Leerjaar 3
oefenen zwakke werkwoorden
May 2023
- Lesson with
27 slides
Duits
Middelbare school
vmbo k, g, t
Leerjaar 2
Haben und Sein, Persoonlijk voornaamwoord, Feesttenten regel,
March 2022
- Lesson with
22 slides
Duits
Middelbare school
mavo
Leerjaar 2
Grammatica oefenen 3 mavo
May 2022
- Lesson with
47 slides
Duits
Middelbare school
vmbo g
Leerjaar 3
Voltooid deelwoord m1
May 2020
- Lesson with
16 slides
Duits
Middelbare school
vmbo t, mavo
Leerjaar 1
haben en sein + volt.dw 2tl/3tl
June 2024
- Lesson with
30 slides
Duits
Middelbare school
vmbo k, g, t, mavo, havo
Leerjaar 2,3
Vervoegen regelmatig werkwoord in de tegenwoordige tijd + voltooid deelwoord
April 2024
- Lesson with
36 slides
Duits
Middelbare school
mavo, havo, vwo
Leerjaar 2