230223 start dermatica

23-02-23  Dermatica 
1 / 46
next
Slide 1: Slide
BSPMBOStudiejaar 3

This lesson contains 46 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 120 min

Items in this lesson

23-02-23  Dermatica 

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Lesdoelen 
Je kennis over vlst is opgehaald 
De kennis over de meest gebruikte gnm wordt opgehaald
De kennis over belangrijke medicatiebewakingssignalen worden uitgelegd
De theorie over dermatica is opgehaald. 

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Top 100 

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Ga naar Kahoot
Kahoot vloeistoffen. 

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Welke vraag over vit A drank snap je nog niet?

Slide 5 - Mind map

This item has no instructions

Klassikaal nabespreken 
fenobarbital

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Vraag 1 Welke dermatologische preparaten kent het FNA?

Slide 8 - Mind map

- zalf (=unguentum ),
- crème (=cremor ),
- hydrogel (=mucilago ),
- pasta (pasta ),
- oplossing voor cutaan gebruik (=solutio, oplossing voor gebruik op de huid),
- suspensie voor cutaan gebruik (=schudmixtuur of schudsel, lotio),
- smeersel (=liniment, emulsie voor gebruik op de huid),
- collodium (=wordt gebruikt als aanstipvloeistof ).

naam 
  • zalf
  • creme
  • hydrogel
  • pasta
  • oplossing voor cutaan gebruik
  • suspensie voor cutaan gebruik
  • smeersel
  • collodium
  • strooipoeder

latijnse naam 
Wat is de latijnse naam en kun je een voorbeeld noemen? 

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

naam 
  • zalf
  • creme
  • hydrogel
  • pasta
  • oplossing voor cutaan gebruik
  • suspensie voor cutaan gebruik
  • smeersel
  • collodium
  • strooipoeder

latijnse naam 
  • unguentum
  • cremor
  • mucilago
  • pasta
  • solutio
  • lotio
  • linementum
  • collodium
  • conspregens

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Als je een droge huid hebt, wat voor soort basis zou je dan kiezen?

Slide 13 - Open question

This item has no instructions

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Hoe worden dermatica verpakt?

Slide 17 - Mind map

This item has no instructions

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

Slide 20 - Slide

This item has no instructions

Slide 21 - Slide

This item has no instructions

Slide 22 - Slide

This item has no instructions

Slide 23 - Slide

This item has no instructions

Slide 24 - Slide

This item has no instructions

Slide 25 - Slide

This item has no instructions

Slide 26 - Slide

This item has no instructions

Slide 27 - Slide

This item has no instructions

Slide 28 - Slide

This item has no instructions

Slide 29 - Slide

This item has no instructions

Welke 2 basiscremes zijn er?

Slide 30 - Open question

This item has no instructions

Slide 31 - Slide

This item has no instructions

Opdracht medicatiebewaking
Werk de combinaties uit. Wat is er aan de hand, hoe los je het op en welk voorstel doe je. 
Daarnaast kijk je wat je over de gnm zou vertellen aan de patient en over het signaal 

Slide 32 - Slide

This item has no instructions

Opdr med bew deel 2
1. Ketoprofen + Nierfunctie 28 mmol/l
2. Hydrocortison + Paroxetine
3. Carvedilol + Flixotide 
4. Topomiraat + ethinylestradiol/ desogestrel
5. Nabumeton + Methotrexaat


Slide 33 - Slide

This item has no instructions

1. Ketoprofen + Nierfunctie 28 mmol/l
Ketoprofen 
groep
indicatie
bijzonderheden
Nierfunctie 
verdeling 
tijd 

Slide 34 - Slide

This item has no instructions

Balietekst
Patiënt behoort tot een risicogroep. Bij gebruik van een NSAID is de nierfunctie van belang. Bij creatinineklaring kleiner dan 30 ml/min moet voorafgaand aan en binnen 1 week na starten van het NSAID de nierfunctie worden gecontroleerd.
bepaal of controle van de nierfunctie nodig is
Risicogroepen zijn: 
  • gecombineerd gebruik van een diureticum en een RAAS-remmers, of polyfarmacie bij leeftijd 70 jaar of ouder.
Overige risicofactoren zijn: 
  • hartfalen, 
  • levercirrose, 
  • nefrotisch syndroom, 
  • chronische nieraandoening, 
  • oorzaken die leiden tot dehydratie (bijvoorbeeld ook zomerwarmte).

Slide 35 - Slide

Klinische gevolgen:
NSAID's (inclusief COX-2-remmers) kunnen acute nierinsufficiëntie veroorzaken door verminderde nierperfusie (door hypovolemie). Normaal gesproken wordt een te sterke daling van de nierperfusie voorkomen door een verhoogde prostaglandinesynthese in de nieren; NSAID's verstoren dit compensatiemechanisme. Verminderde nierperfusie leidt bovendien tot water- en zoutretentie, met als gevolg verergering of het ontstaan van hypertensie en hartfalen.
2. Hydrocortison + Paroxetine
Hydrocortison 
groep
indicatie
bijzonderheden
Paroxetine 
groep
indicatie
bijzonderheden

Slide 36 - Slide

This item has no instructions

Crticosteroiden en depressie
Apothekertekst
Corticosteroiden kunnen depressieve klachten veroorzaken of verergeren. Dit is
vooral belangrijk bij een hoge dosis (40 mg prednison of equivalente dosering
per dag). De depressieve klachten verdwijnen meestal na staken van de
corticosteroidbehandeling.
Adviseer de patiënt om bij optreden of verergeren van depressieve klachten contact op te nemen.

Slide 37 - Slide

Klinische gevolgen:
NSAID's (inclusief COX-2-remmers) kunnen acute nierinsufficiëntie veroorzaken door verminderde nierperfusie (door hypovolemie). Normaal gesproken wordt een te sterke daling van de nierperfusie voorkomen door een verhoogde prostaglandinesynthese in de nieren; NSAID's verstoren dit compensatiemechanisme. Verminderde nierperfusie leidt bovendien tot water- en zoutretentie, met als gevolg verergering of het ontstaan van hypertensie en hartfalen.
3. Carvedilol + Flixotide 
Carvedilol 
groep
indicatie
bijzonderheden
Flixotide (fluticason)
groep
indicatie
bijzonderheden

Slide 38 - Slide

carvedilol; lipofiel niet selectief
hypertensie, stabiele AP, matig tot ernstig HF 
Betablokker en astma 
Niet-selectieve β-blokkers kunnen bij patiënten met astma of COPD bronchoconstrictie veroorzaken. Dit geldt ook voor selectieve β-blokkers in hogere dosering.
Advies
niet-selectieve β-blokkers moeten worden vermeden: adviseer de voorschrijver om een alternatief voor te schrijven
indien een alternatief niet mogelijk is:
adviseer een selectieve β-blokker
β2-sympathicomimetica en/of ipratropium of tiotropium per inhalatie kunnen als profylaxe van bronchoconstrictie door selectieve β-blokkers gebruikt worden
adviseer de patiënt om bij optreden van benauwdheid contact op te nemen met de voorschrijver
bij optreden van bronchoconstrictie: adviseer de voorschrijver om het gebruik van β-blokkers te staken

Slide 39 - Slide

Achtergrondinformatie
Het risico op bronchoconstrictie is bij astmapatiënten groter dan bij COPD-patiënten en de problemen treden meestal op bij het starten van de therapie. Het risico is het grootst bij de niet-selectieve β-blokkers maar ook bij de selectieve β-blokkers worden in hoge(re) dosering de β2-receptoren geblokkeerd.
Mechanisme
Blokkade van de β2-receptoren in de longen veroorzaakt de bronchoconstrictie.
Klinische gevolgen
Optreden van bronchoconstrictie.
4. Topomiraat + ethinylestradiol/ desogestrel

Topomiraat 
groep
indicatie
bijzonderheden
OAC
groep
indicatie
bijzonderheden

Slide 40 - Slide

This item has no instructions

Apothekertekst
Zwangerschap is gemeld bij combinatie van de pil met een enzyminducerend anti-epilepticum. De betrouwbaarheid van de pil is verminderd tijdens het gebruik van en tot ten minste 4 weken na staken van enzyminducerende anti-epileptica.

Alternatief voor de pil: een levonorgestrelbevattend spiraaltje, een koperhoudend spiraaltje of de prikpil.
Als vermijden niet kan
adviseer een condoom
Condooms in aanvulling op de pil moeten worden gebruikt tot ten minste 4 weken na staken van de inductor.
Na staken van de inductor stijgt de hormoonspiegel geleidelijk, dit kan enkele weken duren.
Verhoging van de pildosering wordt niet meer geadviseerd, uitsluitend als laatste optie; zie ook Achtergrondinformatie.

Slide 41 - Slide

Mechanisme:
Ondergenoemde anti-epileptica induceren het hepatisch metabolisme van ethinylestradiol, estetrol en progestagenen.
Ethinylestradiol ondergaat hydroxylering onder invloed van CYP3A4. Estetrol wordt uitgebreid gemetaboliseerd tot glucuronide (vooral via UGT2B7) en sulfaatconjugaten (vooral via oestrogeen sulfotransferase (SULT1E1)). Ook de omzetting van norethisteron, levonorgestrel of drospirenon (uitgebreid gemetaboliseerd via onder andere CYP3A) kan worden verhoogd.
Het enzyminducerend effect is een geleidelijk proces en is na enkele dagen merkbaar. Na staken verdwijnt het enzyminducerend effect pas na enkele weken. Hierin zit een grote spreiding, afhankelijk van inductor en individuele reactie.
Klinische gevolgen:
Bij verlaagde hormoonspiegels kunnen doorbraakbloedingen optreden, maar dit hoeft niet. Bij verlaagde hormoonspiegels is het risico op een niet-bedoelde zwangerschap verhoogd. In geval van niet- bedoelde zwangerschap speelt tevens een verhoogd risico op aangeboren afwijkingen als gevolg van de teratogene effecten van anti-epileptica (voor topiramaat is hierover nog weinig bekend).

Na staken van de inductor stijgt de hormoonspiegel weer. Dit gaat geleidelijk, daarom wordt na staken van de inductor de bewaking standaard met 28 dagen verlengd, ongeacht de inductor en het betrokken geïnduceerde enzym of transporter.
Overige opmerkingen:
Dosisverhoging wordt niet geadviseerd, uitsluitend als laatste optie. Dit is het geval bij goede redenen om spiralen of de prikpil niet te gebruiken en een ander anti-epilepticum geen optie is.
De betrouwbaarheid van een hogere pildosering is echter niet bekend. In geval van doorbraakbloedingen is deze methode bovendien onbetrouwbaar. De richtlijn Epilepsie stelt: als toch een combinatiepil nodig is, kies dan een pil met een hogere dosering progestageen (bv. 2 tabletten ethinylestradiol 30 µg/levenorgestrel 150 µg). Hierbij kan het continu gebruik van de pil worden overwogen, alsmede aanvullend gebruik van een barrièremethode voor optimale betrouwbaarheid.
Zie de NHG-Standaard Anticonceptie voor gegevens over betrouwbaarheid van vormen van anticonceptie.
De effectiviteit van het levenorgestrelbevattend spiraaltje of de prikpil wordt niet beïnvloed door inductoren.
Inducerende anti-epileptica: barbituraten, carbamazepine, fenytoïne, oxcarbazepine, perampanel, rufinamide, topiramaat.
5. Nabumeton + Methotrexaat

Nabumeton
groep
indicatie
bijzonderheden
Methotrexaat 
groep
indicatie
bijzonderheden

Slide 42 - Slide

This item has no instructions

Apothekertekst
Apothekertekst
Het risico op ernstige bijwerkingen van methotrexaat (MTX) is verhoogd, zeker bij hogere doseringen MTX. De MTX-spiegel kan stijgen door toevoeging van een NSAID.

LOW DOSE MTX (5-30 mg per week)
DEZELFDE voorschrijver (veelal de reumatoloog)
In de reumatologie is combinatietherapie van MTX met een NSAID gebruikelijk. In de praktijk leidt dit zelden tot problemen, mits goed gecontroleerd door de reumatoloog
VERSCHILLENDE voorschrijvers
Als de combinatie niet kan worden vermeden
monitor de (neven)effecten van MTX (bloedbeeld (leukocyten, trombocyten), ASAT, ALAT), alsmede de nierfunctie

HIGH DOSE MTX
Als de combinatie niet kan worden vermeden
monitor MTX-spiegels en (neven)effecten van MTX (bloedbeeld (leukocyten, trombocyten), ASAT, ALAT), alsmede de nierfunctie
Deze interactie is niet relevant bij intrathecaal toegediend MTX.
De te ondernemen actie is individueel; gezien de complexiteit van het onderliggende ziektebeeld is overleg tussen de behandelaars gewenst.

Slide 43 - Slide

Achtergrondinformatie
Mechanisme:
Het exacte mechanisme is niet bekend. MTX wordt voornamelijk in onveranderde vorm met de urine uitgescheiden. NSAID´s remmen de prostaglandinesynthese waardoor de renale perfusie daalt en daarmee de glomerulaire filtratiesnelheid, waardoor de MTX-spiegel kan stijgen. Er kan ook sprake zijn van geremde tubulaire secretie van MTX.
Klinische gevolgen:
MTX-toxiciteit (stomatitis, mondulcera, hematologische toxiciteit) en verandering van MTX- kinetiek is waargenomen bij combinatie met NSAID´s.
Bij gebruik van hoge doses bij oncologische indicaties kan MTX-toxiciteit optreden, met name beenmergdepressie en aantasting van het intestinale epitheel. Eerste tekenen van toxische effecten zijn aantasting van het slijmvlies van mond en maagdarmkanaal (pijnlijke plekken of zweren in de mond, diarree, bloed in ontlasting). Het risico is verhoogd bij verminderde nierfunctie.
Bij low dose MTX worden geen MTX-spiegels gemeten, bij high dose MTX wel. De MTX-spiegel moet beneden een bepaald niveau zijn voordat de patiënt naar huis mag, of de spiegel moet onder een bepaald niveau zijn waarna de ´rescue´-therapie met folinezuur kan worden gestaakt.
MTX LOW DOSE:
Low dose MTX (veelal 5-30 mg per week, oraal, wegwerpspuiten of pennen) wordt gebruikt bij inflammatoire aandoeningen.
MTX HIGH DOSE:
Dit zijn alle parenterale producten met 1000 mg of meer per product. Deze producten worden toegepast bij oncologische aandoeningen. Producten met concentratie 25 mg/ml met volume 40 ml of meer vallen hier ook onder. Producten met concentratie 25 mg/ml met volume < 40 ml (veelal wegwerpspuiten en pennen) worden toegepast bij inflammatoire aandoeningen; het is helaas niet mogelijk hierop te onderscheiden.
Opdr med bew deel III
1. Acenocoumarol +Co-trimoxazol
2. Risedroninezuur + Nierfunctiestoornis
3. Ibuprofen + Carbasalaatcalcium
4. Timolol + Astma
5. Propranolol + Novorapid



Slide 44 - Slide

This item has no instructions

Wat was je belangrijkste leerpunt?

Slide 45 - Open question

This item has no instructions

Huiswerk 
opdracht carbomeerwatergel

Slide 46 - Slide

This item has no instructions