5.4 Wat heb je verdiend? (deel 1)

5.4 Wat heb je verdiend? (deel 1)
Bladzijde 28
-Telefoon in de telefoonbak
- Boek / pen/ rekenmachine op tafel
- Tas van tafel
timer
2:00
1 / 14
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

This lesson contains 14 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

5.4 Wat heb je verdiend? (deel 1)
Bladzijde 28
-Telefoon in de telefoonbak
- Boek / pen/ rekenmachine op tafel
- Tas van tafel
timer
2:00

Slide 1 - Slide

Planning
  1. Leerdoelen
  2. Uitleg omzet en inkoopwaarde
  3. Oefenen
  4. Nakijken
  5. Terugblik leerdoelen

Slide 2 - Slide

Leerdoelen
Na afloop van deze les ken/kan ik ...
  1. ... de omzet berekenen
  2. ... de inkoopwaarde berekenen

Slide 3 - Slide

Omzet berekenen (1)
Mark verkoopt warme sjaals. Na een dag heeft Mark 10 sjaals verkocht. De sjaals kosten € 3 per stuk. Bereken de omzet op die dag.

STAPPENPLAN UITWERKING:
  1. Omzet = afzet x verkoopprijs
  2. Afzet = 10 stuks
  3. Verkoopprijs = € 3
  4. Omzet = 10 x € 3 = € 30

Slide 4 - Slide

Omzet berekenen (2)
Mark verkoopt warme sjaals. Na een dag heeft Mark 10 sjaals verkocht. De sjaals kosten € 5 per stuk. Bereken de omzet op die dag.

STAPPENPLAN UITWERKING:
  1. Omzet = afzet x verkoopprijs
  2. Afzet = 10 stuks
  3. Verkoopprijs = € 5
  4. Omzet = 10 x € 5 = € 50

timer
1:00

Slide 5 - Slide

Inkoopwaarde berekenen (1)
In een maand heeft Leo 400 armbandjes ingekocht bij de moeder van een leerling. De armbandjes kosten € 2,50 per stuk bij de moeder van een leerling. Bereken de inkoopwaarde voor Leo.
 
STAPPENPLAN UITWERKING:
  1. Inkoopwaarde = afzet x inkoopprijs
  2. Afzet = 400
  3. Inkoopprijs = € 2,50
  4. Inkoopwaarde = 400 x € 2,50 = € 1.000


Slide 6 - Slide

Inkoopwaarde berekenen (2)
In een maand heeft Leo 400 armbandjes ingekocht bij de moeder van een leerling. De armbandjes kosten € 6,50 per stuk bij de moeder van een leerling. Bereken de inkoopwaarde voor Leo. 

STAPPENPLAN UITWERKING:
  1. Inkoopwaarde = afzet x inkoopprijs
  2. Afzet = 400
  3. Inkoopprijs = € 6,50
  4. Inkoopwaarde = 400 x € 6,50 = € 2.600


Slide 7 - Slide

Controlevraag
  • Wat is het verschil tussen de formule van de omzet en die van de inkoopwaarde?

Slide 8 - Slide

Oefenen
Maken opdrachten 60-61-62
timer
5:00

Slide 9 - Slide

Brutoresultaat berekenen
Hassan verkoopt broodjes  . De broodjes worden ingekocht voor € 1,20 per stuk. Hassan verkoopt in de maand december 600 broodjes voor € 1,80 per stuk. Bereken het brutoresultaat.

STAPPENPLAN UITWERKING: 
  1. Brutoresultaat = omzet - inkoopwaarde
  2. Omzet = 600 x € 1,80 = € 1.080
  3. Inkoopwaarde = 600 x € 1,20 = € 720
  4. Brutoresultaat = € 1.080 - € 720 = € 360


Slide 10 - Slide

Nettoresultaat berekenen
Hema  verkoopt kerstbrood. Hema koopt dit kerstbrood in voor € 2,10. Hema verkoopt in december 800 kerstbroden voor € 2,40 per stuk. De bedrijfskosten in de maand december zijn € 140. Bereken het nettoresultaat voor Hema in december.



STAPPENPLAN UITWERKING: 
1. Nettoresultaat = Brutoresultaat - bedrijfskosten
2. Brutoresultaat = Omzet – Inkoopwaarde
3. Omzet = 800 x € 2,40 = € 1.920
4. Inkoopwaarde = 800 x € 2,10 = € 1.680
5. Brutoresultaat = € 1.920 - € 1.680 = € 240
6. Nettoresultaat = € 240 - € 140 = € 100

Slide 11 - Slide

Wat hebben we geleerd? 

Slide 12 - Slide

Leerdoelen
Na afloop van deze les ken/kan ik ...
  1. ... omzet berekenen
  2. ... inkoopwaarde berekenen

Slide 13 - Slide

Huiswerk
Maken opdrachten 63 t/m 72

timer
5:00

Slide 14 - Slide