This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.
Lesson duration is: 50 min
Items in this lesson
3.4 de regering regeert
herhaling paragraaf 3 en 4
uitleg paragraaf 6
aan het werk
Slide 1 - Slide
8. Een voorbeeld van een politieke stroming
A
Ministerie van onderwijs
B
Liberalisme
C
Realisme
D
Feminisme
Slide 2 - Quiz
Wat is een geen politieke stroming?
A
Liberalisme
B
Liberaal-Socialist
C
Christen-Democratie
D
Sociaal-Democratie
Slide 3 - Quiz
Welke politieke stroming past bij de uitleg?
Uitleg
Politieke stroming
Politieke groep die vindt dat ieder mens zoveel mogelijk vrijheid moet hebben.
Politieke stroming die het verschil tussen arm en rijk wil verkleinen door sociale wetten.
Politieke groep waarbij mensen hun ideeën over politiek, onderwijs etc. baseren op hun godsdienst
Liberalen
Sociaaldemocraten
Christen-democraten
Slide 4 - Drag question
Bij welke politieke stroming horen de partijen. Sleep het plaatje naar het juiste hokje.
Liberalisme
Christen-democratie
Sociaal-democratie
Slide 5 - Drag question
Een staatssecretaris is
A
een minister
B
een onderminister
Slide 6 - Quiz
Wat is GEEN taak van de koning?
A
Handtekening onder wetten zetten
B
Overleggen met de minister-president
C
Meebeslissen over wetten en regels
D
Ministers en staatssecretarissen beëdigen
Slide 7 - Quiz
Lesdoelen
Na deze les kun je herkennen en uitleggen wat de taken en rechten zijn van de 1e en 2e kamer, hoe een wet tot stand komt en wat de termen coalitie en oppositie betekenen.
Veel succes!
Slide 8 - Slide
Eerste en Tweede Kamer
Tweede Kamer
150 leden
Eerste Kamer
75 leden
burgers
kiezen
kiezen
kiezen
Slide 9 - Slide
Slide 10 - Slide
Slide 11 - Slide
coalitie en oppositie
coalitie
oppositie
steunt
andere ideeën
regering
Slide 12 - Slide
taken van het parlement
1) controlerende taak
2) wetgevende taak
Slide 13 - Slide
Slide 14 - Slide
1848: Grondwet van Thorbecke De rechten van het parlement (kamerleden)
Controlerende rechten
vragenrecht: vraag stellen over iets wat in het nieuws staat
motierecht: uitspraak waarin de Kamer haar mening over iets geeft of een minster vraagt iets te doen > motie van wantrouwen (minister heeft een fout gemaakt)
recht van interpellatie: een minister 'ter verantwoording roepen
enqueterecht: het kabinet heeft een fout gemaakt, er wordt een onderzoek gestart
Slide 15 - Slide
wetgevende taak
minister
+
wetsvoorstellen
debat en stemming
Elk voorstel gaat
eerst naar de Tweede Kamer. Kamerleden debatteren erover. Ze kunnen veranderingen voorstellen en als de meerderheid voorstemt,
dan komt die aanpassing erin. Ze mogen ook zelf een wetsvoorstel indienen.
goedkeuren en aanvullen
goedkeuren
De Eerste Kamer kijkt vooral of er geen fouten in staan en of de wet klopt met bijvoorbeeld afspraken met andere landen of met de regels in de grondwet. De Eerste Kamer mag een wetsvoorstel niet veranderen, maar alleen in zijn geheel goed- of afkeuren. Het werk van de Eerste Kamer is dus een soort laatste check.