Tegenwoordig deelwoord

• Nederlands
• MBO
• Studiejaar 1

Tegenwoordig deelwoord

...(hijgen) rende ze naar haar oma toe.

...(lachen) vertelde Thomas de mop.

...(huilen) deed hij het verhaal richting zijn ouders.

...(rennen) ging Rick naar huis.

Bijvoeglijk gebruikt tegenwoordig deelwoord 

Een bijvoeglijk naamwoord (bn) zegt iets over de eigenschap van een zelfstandig (zn). Het bn staat er meestal voor.

• Dit is een snelle auto.
• Deze auto is snel.

Nu kun je het tegenwoordig deelwoord ook bijvoeglijk gebruiken:

• Blaffend liep de hond voorbij.      De blaffende hond...

Schrijf een voorbeeldzin met het tegenwoordig deelwoord als bijvoeglijk naamwoord.

Noteer het tegenwoordig deelwoord als bijvoeglijk naamwoord.
vragen: een ... meisje

Noteer het tegenwoordig deelwoord als bijvoeglijk naamwoord.
gillen: de ... keukenmeid

Noteer het tegenwoordig deelwoord als bijvoeglijk naamwoord.
spieken: het ... kindje