Het meewerkend voorwerp van de zin kan je vinden door de volgende vraag te stellen:
aan/voor + wie / wat + pv + ow + lv + rest gezegde?
/ Hij / heeft / aan mijn broer / een nieuwe fiets / gegeven / .
ow pv lv vd
Gezegde: heeft gegeven
Stel de vraag: aan/voor + wie/wat + heeft + hij + een nieuwe fiets + gegeven? Antwoord: aan mijn broer
Let op: Je moet aan/voor weg kunnen laten of toe kunnen voegen.