Signaalwoorden

Signaalwoorden
1 / 12
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

This lesson contains 12 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 10 min

Items in this lesson

Signaalwoorden

Slide 1 - Slide

Wat is een signaalwoord?

Slide 2 - Slide

Wat is een signaalwoord?
Een signaalwoord geeft het (tekst)verband aan tussen woorden, zinnen of alinea's. Dat betekent dat ze iets met elkaar te maken hebben.

Slide 3 - Slide

Drie tekstverbanden
  • Opsomming
  • Tijdsvolgorde
  • Tegenstelling 

Slide 4 - Slide

opsomming
=
A
Er staat een som in de tekst.
B
Er wordt een aantal dingen op een rij gezet of na elkaar opgenoemd.
C
Iets wordt groter of erger gemaakt dan het in werkelijkheid is.

Slide 5 - Quiz

Opsomming
A
Eerst, vorige week, terwijl, in 2019, toen
B
maar, echter, hoewel, daarentegen, toch
C
doordat, omdat, want, zodat, daardoor
D
ten eerste, en, verder, daarnaast, ook

Slide 6 - Quiz

Wat is een opsomming?
A
Voordat ik naar school ga, eet ik een boterham.
B
En daarom ga ik naar school.
C
Ik leer Nederlands, wiskunde en Engels.
D
Vroeger lette ik nooit op in de les.

Slide 7 - Quiz

Een tijdsvolgorde tekstverband
helpt je om ...
A
te zien hoe laat het is.
B
zaken op een tijdlijn te zetten.

Slide 8 - Quiz

Signaalwoorden voor tijdsvolgorde
A
eerst, daarna, nadat
B
toen, maar, omdat
C
ten eerste, ook, tevens

Slide 9 - Quiz

Een tegenstellend tekstverband helpt je om...
A
een reden te geven.
B
dingen te laten zien die tegenover elkaar staan.

Slide 10 - Quiz

Wat is een voorbeeld van een tegenstelling?
A
Lief - aardig
B
Vies - vuil
C
Zeker - onzeker
D
Honger - trek

Slide 11 - Quiz

Welke signaalwoorden horen bij een tegenstelling?
A
Ook, bovendien, en
B
maar, echter, integendeel
C
Eerst, later, vervolgens

Slide 12 - Quiz