This lesson contains 48 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.
Lesson duration is: 90 min
Items in this lesson
AFP
Slide 1 - Slide
Leerdoelen
Je kan in eigen woorden:
benoemen hoe kanker ontstaat?
benoemen wat het verschil is tussen benigne en maligne tumoren
Verschillende typen tumoren benoemen en aangeven van welk weefsel dit uitgaat
De risicofactoren benoemen van het ontstaan van kanker
De alarmsymptomen van kanker benoemen
Beschrijven welke soorten metastasen er zijn
Slide 2 - Slide
Wie heeft wel eens te maken gehad met kanker?
A
ja
B
nee
C
in mijn directe omgeving
D
in mijn kennissenkring
Slide 3 - Quiz
Waar denk je aan bij kanker?
Slide 4 - Mind map
Slide 5 - Slide
Slide 6 - Video
Slide 7 - Slide
Slide 8 - Slide
Slide 9 - Slide
Slide 10 - Slide
Slide 11 - Slide
Slide 12 - Slide
Slide 13 - Slide
Slide 14 - Slide
Slide 15 - Slide
Slide 16 - Slide
Slide 17 - Slide
Slide 18 - Slide
Slide 19 - Video
Hoe behandelen we kanker:
* om iemand te genezen
* om iemand langer te laten leven met kanker (soms zelfs nog jaren)
* om klachten te verminderen of voorkomen
een operatie
bestraling
chemotherapie
immunotherapie
doelgerichte therapie
hormonale therapie
Slide 20 - Slide
Immunotherapie
Immunotherapie is een behandeling met medicijnen. Deze behandeling versterkt of verandert je afweersysteem, zodat het kankercellen beter herkent en kan doden. Immunotherapie helpt je lichaam om kankercellen zelf op te ruimen.
Slide 21 - Slide
De medicijnen bij doelgerichte therapie moeten ervoor zorgen dat de kankercellen stoppen met delen, dus stoppen met groeien. Ze remmen het signaal dat de cellen nodig hebben om in actie te komen. Of ze remmen de groeifactoren: de stoffen die de cel nodig heeft om te groeien. Daarom heten de medicijnen vaak ‘remmer’. Zo wordt de tumor (vaak) kleiner.
De behandeling heet doelgericht, omdat de medicijnen direct naar de kankercellen gaan. Ze laten de andere, gezonde cellen in je lichaam met rust. De gezonde cellen hebben daardoor minder last van de behandeling en kunnen gewoon op een gezonde manier blijven delen en groeien.
Slide 22 - Slide
www.kwf.nl
Slide 23 - Link
Slide 24 - Slide
Slide 25 - Slide
Slide 26 - Slide
Metastasen
Verspreiding via:
- lymfebanen (lymfogene metastasen)
- bloedvaten (hematogene metastasen)
- uitzaaien naar vrije buikholte of pleuraholte
Slide 27 - Slide
TNM/g - tumorclassificatie
T=tumor =primaire tumor
T1=begrenst door kapsel van het orgaan
T2= door kapsel heengegroeid
T3=buiten orgaan doorgegroeid in omliggende weefsels
T4= sterk uitgebreid in omgeving
Slide 28 - Slide
N = uitzaaiingen lymfevaten
N0 = geen lymfe aangetast
N1= kleine uitzaaiing in lymfeklier in de buurt
N2= meer of grotere uitzaaiingen
N3=grote uitzaaiingen op afstand
Slide 29 - Slide
De M = metastasen via bloed
M0 = geen uitzaaiingen
M+ = wel uitzaaiingen
G = agressiviteit van de tumor
Slide 30 - Slide
Slide 31 - Slide
Slide 32 - Slide
Slide 33 - Slide
Slide 34 - Slide
Slide 35 - Slide
https:
Slide 36 - Link
Wat vernieuwd zich steeds in je lichaam?
A
Cellen
B
DNA
C
Haren
D
Hersencellen
Slide 37 - Quiz
Je hebt goedaardige en kwaadaardige kankercellen.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 38 - Quiz
Hoe heet een groep kankercellen bij elkaar?
A
Gezwel
B
Tumor
C
Ophoping
D
Weet niet
Slide 39 - Quiz
Bij kanker gaat een cel zich ongeremd delen.
A
juist
B
onjuist
Slide 40 - Quiz
Een mutatie is een verandering in het fenotype, veroorzaakt door milieufactoren.
A
juist
B
onjuist
Slide 41 - Quiz
Als in een lichaamscel een mutatie plaatsvindt, heeft dit meestal geen gevolgen.
A
juist
B
onjuist
Slide 42 - Quiz
Een gemuteerd gen in een geslachtscel kan een grote uitwerking hebben.
A
juist
B
onjuist
Slide 43 - Quiz
Het uitzaaien van een tumor noem je...
A
Metameer
B
Metastase
C
Extase
D
Hematogeen
Slide 44 - Quiz
Welk van onderstaande oncologische termen heeft de meest gunstige prognose?