Lesson 3.9 23 jan

 Today
  • Explain grammar: short answers
        -  Practice in LessonUp
        -  Speaking exercise
       
       
  • Translate the sentences
  • Play trashcan basketball
  • Thursday: SO unit 3     
1 / 15
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

 Today
  • Explain grammar: short answers
        -  Practice in LessonUp
        -  Speaking exercise
       
       
  • Translate the sentences
  • Play trashcan basketball
  • Thursday: SO unit 3     

Slide 1 - Slide

Translate
  1. Jack probeert Lucy vaak te helpen met haar klusjes (=chore).
  2. Wij maken ons huiswerk elke vrijdag, maar vandaag hebben we geen tijd. 
  3. Lizz kan zich niet concentreren(=concentrate), die kerel is erg knap!
  4. John mist zijn vrienden elke dag. Belt hij ze vaak?
  5. Leest mevrouw Ruijgh soms boeken of speelt ze meestal spelletjes op haar iPad?
timer
6:30

Slide 2 - Slide

Translate
  1. Jack often tries to help Lucy with her chores.
  2. We do our homework every Friday, but we don't have any time today.
  3. Lizz can't concentrate, that guy is very good-looking!
  4. John misses his friends every day. Does he often call them?
  5. Does miss Ruijgh sometimes read books or does she usually
    play games on her iPad?

Slide 3 - Slide

Please take
your notebook in
front of you

Slide 4 - Slide

Short answers

Engelsen zijn erg beleefd en beantwoorden een vraag daarom nooit met alleen 'Yes' of 'No'.
 Ze maken er altijd een klein zinnetje van:
Is Peter your friend? - Yes, he is. / No, he isn’t.
Can she speak English well? - Yes, she can. / No, she can’t.

Slide 5 - Slide

Short answers

Herhaal het EERSTE werkwoord (hulp ww) uit de vraag:
Is ze beroemd? - Ja, dat is ze.   >   Is she famous? - Yes, she is
Ken je hem? Ja, dat doe ik.   >  Do you know him? - Yes, I do
Kan jouw vader ons helpen? Ja, dat kan hij.  > 
Can
 your dad help us? - Yes, he can. 

Slide 6 - Slide

Short answers

In ontkennende zinnen zet je nog not (n't) achter het werkwoord:
Houd jij van pizza? - Nee, dat doe ik niet.   >   Do you like pizza? - No, I don't
Kan hij Russisch spreken? - Nee, dat kan hij niet. >
Can he speak Russian? - No, he can't
Zijn zij een stel? Nee, dat zijn ze niet.   >   Are they a couple? - No they aren't.

Slide 7 - Slide

Is he a teacher? (+)

Slide 8 - Open question

Do you want a cup of tea? (-)

Slide 9 - Open question

Are you my neighbour? (+)

Slide 10 - Open question

Have you moved recently? (-)

Slide 11 - Open question

Can we help you? (+)

Slide 12 - Open question

Are you and your friends busy now? (-)

Slide 13 - Open question

Speaking
Page 118
Exercise 39

  • In pairs
  • Ask questions & give short
      answers
  • Finished? Switch roles:
     Change the words in bold!

Slide 14 - Slide

Trashcan basketball

Slide 15 - Slide