7.3 (samenleven) + 7.4 (relaties in ecosystemen)

7.3 (samenleven) + 7.4 (relaties in ecosystemen)
1 / 19
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

7.3 (samenleven) + 7.4 (relaties in ecosystemen)

Slide 1 - Slide

Samen Leven
Hoofdstuk 7.3

Slide 2 - Slide

Symbiose
= een langdurig samenleven van individuen van verschillende soorten.

Er zijn 3 soorten symbiose:
  • Mutualisme: beide soorten hebben voordeel van de samenleving
  • Commensalisme: één soort heeft er voordeel van en één soort heeft er geen voordeel en geen nadeel door
  • Parasitisme: één soort heeft er voordeel van en één soort heeft er nadeel van.

De voordelen van het aangaan van symbiose zijn bescherming tegen predatie en ziektes en het verkrijgen van voedsel voor het individu of zijn nakomelingen.

Slide 3 - Slide

Mutualisme
= langdurige samenlevingsvorm tussen soorten waarvan beide soorten voordeel ervaren.

Voorbeelden (zie plaatjes): 
  • de vogel maakt de tanden van de krokodil schoon: voedsel voor de vogel en een schoon gebit voor de krokodil.
  • clownvissen leven in anemonen die de vissen beschermd tegen predatoren. De vissen houden de anemoon schoon.
  • de vogels pikken de parasieten uit de vacht van de impala. voedsel voor de vogels en een schone vacht voor de impala.
  • De heremietkreeft en de anemoon: zie het filmpje op de volgende slide.

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Video

Commensalisme
= een langdurig samenleven  tussen soorten waarbij één soort een voordeel heeft en de ander geen voor- of nadeel.

Voorbeeld (zie plaatjes):
  • Epifyten zijn planten die op de takken van andere planten groeien om meer licht te kunnen vangen. Epifyten hebben hier voordeel van maar de boom waar ze op groeien heeft er geen voor- of nadeel van. Voorbeelden van epifyten zijn bepaalde soorten mossen, korstmossen en orchideeën.
  • Vissen die onder roggen of haaien zwemmen voor bescherming en omdat ze zo minder weerstand van het wawter ervaren (het kost dan minder energie om te zwemmen). Voodeel voor de vissen en geen voor- of nadeel voor de rog of haai.

Slide 6 - Slide

Parasitisme
= een langdurig samenleven van soorten waar één soort voordeel van heeft en één soort nadeel. De soort die het nadeel ondervindt wordt ook wel de gastheer genoemd.

Sommige parasieten zijn volledig aangepast om te leven in of op één bepaalde soort. Deze paratisieten zijn soortspecifiek.

Voorbeelden (zie plaatjes):
  • Muggen en teken drinken bloed van een gastheer.
  • Sluipwespen leggen hun eitje in de larven van vliegen. Wanneer de eitjes uitkomen eten de sluipwesplarven de vliegenlarven van binnen uit op.
  • De koekoek legt eieren in het nest van andere vogels. Zie het gevolg in het filmpje op de volgende slide.

Slide 7 - Slide

Plant parasitisme
Sommige planten kunnen ook andere planten parasiteren. Daarbij onttrekken ze water, mineralen en soms ook organische stoffen aan de gastheer.

Maretak is een halfparasiet: de plant onttrekt alleen water en mineralen aan zijn gastheer (bovenste plaatje). Ze groeien blaadjes en kunnen door middel van fotosynthese uit de mineralen en water zelf organische stoffen maken.

Duivelsnaaigaren is volledige parasiet en onttrekt naast mineralen en water ook organische stoffen. Deze plant heeft geen blaadjes (rechter plaatje) en kan dus niet fotosynthetiseren.

Slide 8 - Slide

7.4

Slide 9 - Slide

Bij commensalisme hebben beide soorten voordeel van het samenleven.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 10 - Quiz

Wat is geen reden voor concurrentie tussen individuen van verschillende soorten?
A
Ruimte
B
Licht
C
Partner
D
Voedsel

Slide 11 - Quiz

Impala's hebben weleens last van bloed zuigende insecten. Een soort vogel eet deze insecten uit de vacht van de impala's. Van welke drie soorten relaties is hier sprake?
A
Mutualisme, parasitisme en vraat
B
Commensalisme, parasitisme en predatie
C
Mutualisme, predatie en parasitisme
D
Commensalisme, parasitisme en vraat

Slide 12 - Quiz

§7.4 Leerdoelen
  1. Je legt het verschil uit tussen habitat en ecosysteem. 
  2. Je herkent verschillende relaties tussen organismen. 
  3. Je legt uit hoe dynamische evenwichten ontstaan en beredeneert het effect van verstoringen op dit evenwicht.  

Slide 13 - Slide

Habitat
De habitat van een soort is de leefomgeving met specifieke biotische en abiotische factoren.

Slide 14 - Slide

Ecosysteem
Een afgegrensd gebied met een wisselwerking (interactie) tussen biotische en abiotische factoren bij elkaar

In een ecosysteem komen meerdere habitats voor.

Systeem Aarde: alle ecosystemen op aarde bij elkaar.

Slide 15 - Slide

Concurrentie
Als twee soorten gebruik maken van dezelfde bron in een habitat is sprake van concurrentie.

Slide 16 - Slide

Predator prooi relatie

Slide 17 - Slide

Predator-prooi relatie
- Geen vorm van symbiose, dieren eten elkaar op, leven niet samen
 - Beste geval: dynamisch evenwicht tussen prooi en predator populatie> beide populaties schommelen rond een gemiddelde
- Wanneer één van de populaties wegvalt of sterk toeneemt (bijv. door natuurramp/klimaatverandering) raakt het evenwicht uit balans

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide