This lesson contains 34 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 15 min
Items in this lesson
Bezittelijk Voornaamwoord
mijn, jouw, zijn, haar
ons/onze, jullie, hun
Van wie is die hond? Dat is mijn hond!
Slide 1 - Slide
Verandert in het NL het bezittelijk vnw als het bezit (het woord erachter) mannelijk/vrouwelijk/meervoud is?
A
ja
B
nee
Slide 2 - Quiz
Nee, inderdaad niet:
het is: mijn vader
en ook: mijn moeder
en ook: mijn ouders
Slide 3 - Slide
In het Frans werkt dat ook zo: mijn = mon mon père, mon mère, mon parents. klopt dat?
A
ja
B
nee
Slide 4 - Quiz
Geef nog een ander voorbeeld van een Frans bez vnw
Slide 5 - Mind map
Slide 6 - Slide
Je stappenplan
Bijv. JOUW BROER
STAP 1: Uit welke 3 kan ik kiezen? (jouw = ton/ta/tes)
STAP 2: kijk naar het woord erachter en kijk of dat woord mannelijk/vrouwelijk/meervoud is ('frère' in dit geval, dat is mannelijk enkelvoud, dus kies je ton.)
Slide 7 - Slide
Bijvoorbeeld:
mijn zus: ... soeur
- ik kan kiezen uit: mon/ma/mes
- het woord erachter: soeur = vrouwelijk
- dus ik kies MA
Slide 8 - Slide
ander voorbeeld:
jouw ouders:
.... parents
jouw = ton / ta / tes
parents = meervoud, dus ik kies: tes
tes parents
Slide 9 - Slide
Voilà Louise et Monique, (mijn) copines
A
mon
B
ma
C
mes
Slide 10 - Quiz
Madame Legrand, c'est (jouw) grand-mère?
A
ton
B
ta
C
tes
Slide 11 - Quiz
(mijn) vêtements
A
mon
B
ma
C
mes
Slide 12 - Quiz
Le blouson bleu, c'est (mijn) blouson
A
mon
B
ma
C
mes
Slide 13 - Quiz
J'adore la pizza. C' est (jouw) pizza?
A
ton
B
ta
C
tes
Slide 14 - Quiz
Le chien de Paul s'appelle Max. "mijn hond" s'appelle Monsieur Jansen.
A
mon chien
B
ma chien
C
mes chien
Slide 15 - Quiz
Let op:
zijn / haar
zijn in het Frans hetzelfde.
Er zijn ook 3 woordjes voor : son, sa, ses
Maar die betekenen dus alledrie: zijn en haar
Slide 16 - Slide
Voorbeeld:
zijn moeder
... mère
zijn = son / sa / ses
mère = vrouwelijk, dus ik kies: sa
sa mère
Slide 17 - Slide
vervolg...
haar moeder
.... mère
mère = vrouwelijk, dus ik kies: sa
ook hier is het dus:
sa mère
Slide 18 - Slide
Wat betekent: son frère
A
zijn broer
B
haar broer
C
allebei
D
geen van tweeën
Slide 19 - Quiz
Hoe vertaal je het bezittelijk vnw? (zijn) pizza
A
son
B
sa
C
ses
Slide 20 - Quiz
Hoe vertaal je het bezittelijk vnw? (haar) petits frères
A
son
B
sa
C
ses
Slide 21 - Quiz
Let op:
voor een vrouwelijk woord enkelvoud kies je uit: ma/ta/sa
Maar:
begint dat woord met een klinker of stomme h, dan kies je uit mon/ton/son
Slide 22 - Slide
mijn vriendin: .... copine ... amie
A
mon - mon
B
ma - mon
C
mon - ma
D
ma - ma
Slide 23 - Quiz
Hoe vertaal je het bezittelijk vnw? (jouw) école
A
ton
B
ta
C
tes
Slide 24 - Quiz
jouw vriendinnen .... amies
A
mon
B
ma
C
mes
Slide 25 - Quiz
2. onze, ons, jullie, uw, hun
onze/ons notre (ev), nos (mv)
jullie/uw votre (ev), vos (mv)
hun leur (ev), leurs (mv)
Wat je moet kiezen hangt af van of het woord erachter enkelvoud (ev) of meervoud (mv) is
Slide 26 - Slide
hoe zeg je in het Frans: (onze) pizza
A
notre
B
nos
Slide 27 - Quiz
Hoe zeg je in het Frans: (hun) broers
A
leur
B
leurs
Slide 28 - Quiz
votre pizza betekent : jullie pizza en ook uw pizza: