13/09/2024 - Unité 1 Lire / Grammaire (être)

Bonjour & bienvenue :)
Wat te doen in 2 stappen:
  1. Ga rustig zitten en pak je spullen erbij!
  2. Herhaling vorige les: Bedenk zoveel mogelijk Franse woorden die we in het Nederlands gebruiken.
1 / 23
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 90 min

Items in this lesson

Bonjour & bienvenue :)
Wat te doen in 2 stappen:
  1. Ga rustig zitten en pak je spullen erbij!
  2. Herhaling vorige les: Bedenk zoveel mogelijk Franse woorden die we in het Nederlands gebruiken.

Slide 1 - Slide

Le planning
Aan het einde van de les:
  • weet je hoe Quizlet in elkaar zit en wat je ermee moet doen.
  • heb je de leesvaardigheid vragen nagekeken.
  • ben je bekend met het werkwoord "être".
  • (tijd over): heb je het leerwerk van vandaag herhaald.

Slide 2 - Slide

Wat wordt er van je verwacht?
  • Je behandelt anderen met respect.
  • Je bent op tijd.
  • Je hebt je spullen op orde: (gevulde snelhechter, boek, iPad).
  • Je doet mee in de les en je maakt het huiswerk.
  • Je durft fouten te maken en van jezelf te leren.

Slide 3 - Slide

Quizlet/LessonUp/Aanwezigheid

Slide 4 - Slide

Le texte
  • Pak je etui en je werkboek erbij op pagina 14 en 15. 
  • Goed antwoord? Geef jezelf een krul!
  • Antwoord niet goed? Geen zorgen! Schrijf het goede antwoord erbij en leer van jezelf.

Slide 5 - Slide

Het werkwoord: "être"
  • Het werkwoord être is onregelmatig en betekent 'zijn'.

Slide 6 - Slide

De vervoeging
/ u bent

Slide 7 - Slide

Grammaire (=grammatica)
  • Pak je werkboek erbij op pagina 17.

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Video

être
=
 zijn




Sleep de juiste vorm van être naar het bijbehorende persoonlijk voornaamwoord
il/elle/on
nous
vous
ils/elles
tu
je/j'
es
sont
est
êtes
sommes
suis

Slide 10 - Drag question

Schrijf alle vormen van être op die je nog weet!

Slide 11 - Mind map

Wat betekent deze vorm van être in het Nederlands?:
Elle est

Slide 12 - Open question

Wat betekent deze vorm van être in het Nederlands?:
Je suis

Slide 13 - Open question

Wat betekent deze vorm van être in het Nederlands?:
Elles sont

Slide 14 - Open question

Wat betekent deze vorm van être in het Nederlands?:
Tu es

Slide 15 - Open question

Vul de juiste vervoeging in van être:
Il .......

Slide 16 - Open question

Vul de juiste vervoeging in van être:
Je .......

Slide 17 - Open question

Vul de juiste vervoeging in van être:
On ....

Slide 18 - Open question

Vul de juiste vervoeging in van être:
Nous .......

Slide 19 - Open question

Vul de juiste vervoeging in van être:
Vous .......

Slide 20 - Open question

Grammaire (=grammatica)
  • Maak opdracht 8C en 8D op pagina 18.
  • Individueel of met degene naast je.
  • Praten mag op fluisterniveau.
  • Na de 5 minuten: klassikaal bespreken.
  • Help elkaar eerst voordat je de docent vraagt om hulp.
  • Eerder klaar? Begin met het doornemen van de woordenlijst "Apprendre 4 & 6 - Écouter & Parler" op pagina 32.
timer
5:00

Slide 21 - Slide

Quizlet Live

Slide 22 - Slide

Les devoirs (=het huiswerk)
Voor dinsdag 17 september 2024

Slide 23 - Slide