1.7 C Grammatica onderwerp

WELKOM
- Nodig: boek, etui, agenda en laptop (deze blijft dicht)
- Zit klaar voor de les.
1 / 14
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

WELKOM
- Nodig: boek, etui, agenda en laptop (deze blijft dicht)
- Zit klaar voor de les.

Slide 1 - Slide

Wat doen we deze les?
  • doel
  • zin en zinsdelen
  • persoonsvorm
  • onderwerp
  • snap je het? EXITTICKET 
  • zelfstandig werken
  • afsluiting 5 min voor einde les

Slide 2 - Slide

Doel
Aan het einde van de les(sen) kan ik de persoonsvorm en het onderwerp benoemen in een zin. 

Slide 3 - Slide

de persoonsvorm
- altijd een werkwoord
Ik eet een appel. (eten)
- wat iemand is of iemand doet
Ik ben heel lief. (zijn)
- maak de zin vragend
Ben ik heel lief?
- begint nooit met een voorzetsel

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Video

onderwerp (blz 75) filmpje
Het onderwerp in de zin geeft aan wie of wat iets doet of is.
We zeggen ook wel: het is de hoofdrolspeler van de zin.
Het onderwerp en de persoonsvorm horen bij elkaar, want:
-Ze staan meestal naast elkaar;
De keeper rende naar de bal.
-als de pv enkelvoud is, is het onderwerp dat ook
- als de pv meervoud is, is het onderwerp dat ook

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Video

Wat is het onderwerp in de zin?
De grappige koeien eten heel veel gras.

Slide 8 - Open question

Wat is het onderwerp?
Ik eet eigenlijk nooit groente.
A
Ik
B
eet
C
eet groente
D
nooit

Slide 9 - Quiz

Wat is het onderwerp?
De grijze muis pikte een stukje kaas van de poes.
A
van de poes
B
een stukje kaas
C
De grijze muis
D
pikte een stukje

Slide 10 - Quiz

Wat is het onderwerp?
De kleine jongen heeft een voetbal.
A
heeft
B
De kleine jongen
C
heeft een voetbal
D
zit er niet in

Slide 11 - Quiz

Wat is het onderwerp? (schrijf op blaadje)
EXITTICKET
1. De jongen heeft gisteren zijn been gebroken.
2. Meneer Witjens heeft de hoogste toren gebouwd.
3. Mijn lieve buurvrouwtje laat vandaag en morgen mijn oude hondje uit.
4. Hoeveel geld hebben jullie bij die winkel gestolen?
5. Daar mag ik vanaf nu niet meer komen! 

Slide 12 - Slide

1. De jongen heeft gisteren zijn been gebroken.
2. Meneer Witjens heeft de hoogste toren gebouwd.
3. Mijn lieve buurvrouwtje laat vandaag en morgen mijn oude hondje uit.
4. Hoeveel geld hebben jullie bij die winkel gestolen?
5. Daar mag ik vanaf nu niet meer komen!

Slide 13 - Open question

zelfstandig werken
Hoofdstuk 1.7 Grammatica
opdracht: 5/6/7/8
opdracht: 14/17/20/21/ 
Mag in boek of laptop

Slide 14 - Slide