Veranstaltungen
1 / 37
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
Veranstaltungen
Slide 2 - Mind map
Slide 3 - Slide
Slide 4 - Slide
Die Veranstaltung
A
de activiteit
B
het evenement
Slide 5 - Quiz
der Wettkampf
A
de wedstrijd
B
de klimhal
Slide 6 - Quiz
der Freizeitpark
A
het zomerkamp
B
het pretpark
Slide 7 - Quiz
das Fest
A
feesten
B
het feest
Slide 8 - Quiz
der Kochkurs
A
de kookcursus
B
de wedstrijd
Slide 9 - Quiz
feiern
A
feesten
B
het feest
Slide 10 - Quiz
Schrijf minimaal 3 nieuwe woorden op binnen het Thema Veranstaltungen + vertaling.
Slide 11 - Mind map
Slide 12 - Slide
Slide 13 - Slide
Slide 14 - Slide
de wedstrijd
vieren
de evenementen
Het evenement
ontmoeten
de entree
de bioscoop
der Wettkampf
die Veranstaltung
treffen
die Veranstaltungen
das Kino
der Eintritt
feiern
Slide 15 - Drag question
Slide 16 - Slide
1) Wohin gehen die Menschen beim Karneval?
A
auf die Straße
B
in den Wald
C
in den Keller
D
in die Kirche
Slide 17 - Quiz
2) Wer demonstriert am 1. Mai?
A
Christen
B
Kinder
C
Mütter und Frauen
D
Gewerkschaften (Arbeiter)
Slide 18 - Quiz
3) Was für ein Feiertag ist der Tag der Deutschen Einheit?
A
Der Muttertag
B
Der Tag der Arbeit
C
Der Nationalfeiertag
D
Ein kirchlicher Feiertag
Slide 19 - Quiz
4) Wie viele Kerzen hat ein Adventskrantz?
A
eine Kerze
B
vier Kerzen
C
vierundzwanzig Kerzen
D
dreißig Kerzen
Slide 20 - Quiz
5) Auf wen geht der Nikolaustag zurück?
timer
0:45
A
Auf einen König
B
Auf einen Papst
C
Auf den Sohn Gottes
D
Auf einen Heiligen
Slide 21 - Quiz
Van in maximaal Nederlandse 3 zinnen samen waarover de tekst gaat.
Slide 22 - Open question
Lidwoorden Duits
Slide 23 - Mind map
Slide 24 - Slide
... Frau
A
der
B
die
C
das
Slide 25 - Quiz
... Kind
A
der
B
die
C
das
Slide 26 - Quiz
Stier
A
der
B
die
C
das
Slide 27 - Quiz
Lidwoorden
Vul het juiste lidwoord in:
... Fertigkeit (vaardigheid)
Vul het juiste lidwoord in:
... Fertigkeit (vaardigheid)
A
der
B
die - vrouwelijk
C
das
D
die - meervoud
Slide 28 - Quiz
Lidwoorden: Kies het juiste lidwoord.
... Kaninchen (konijn)
... Kaninchen (konijn)
A
der
B
die
C
das
Slide 29 - Quiz
Lidwoorden
Vul het juiste lidwoord in:
... Montag
Vul het juiste lidwoord in:
... Montag
A
der
B
die - vrouwelijk
C
das
D
die - meervoud
Slide 30 - Quiz
Lidwoorden
Vul het juiste lidwoord in:
... Kinder
Vul het juiste lidwoord in:
... Kinder
A
der
B
die - vrouwelijk
C
das
D
die - meervoud
