3.2: Krachten meten

1 / 33
next
Slide 1: Slide
NatuurkundeMiddelbare schoolvmbo g, t, mavoLeerjaar 3

This lesson contains 33 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Huiswerk check
Korte herhaling 3.1
Leerdoelen 3.2
Uitleg 3.2
samen oefenen met LessonUp 
Zelfstandig werken
Huiswerk Opschrijven
Afsluiten

Slide 3 - Slide

Planning H3 Krachten


H3.1 Krachten herkennen
H3.2 Krachten meten
H3.3 Nettokracht
H3.4 Krachten in werktuigen


Slide 4 - Slide

Kracht herkennen
Krachten kan je niet zien, dus hoe weten we dat deze bestaan?

Slide 5 - Slide

Wat kan een kracht?
Een kracht kan ook op drie manieren zorgen voor een verandering!
- Vorm van een voorwerp
- Snelheid van een voorwerp
- Richting van een voorwerp

Slide 6 - Slide

Soorten krachten
Er zijn veel verschillende soorten voorwerpen, welke voorbeelden van deze krachten kan je bedenken?

- Spierkracht
- Veerkracht
- Spankracht
- Zwaartekracht
- Magnetische kracht

Slide 7 - Slide

Welke voorbeelden van krachten kun je noemen? Schrijf op als: Veerkracht = de veer in een pen die terugveert na het klikken van je pen

Slide 8 - Open question

Spierkracht
Veerkracht
Spankracht
Zwaartkracht
Magnetische kracht

Slide 9 - Drag question

Wat is een kracht?
Een kracht heeft 3 dingen:
- Een aangrijpingspunt
- Een richting
- Een grootte

Slide 10 - Slide

3.2: Krachten meten

Slide 11 - Slide

Leerdoelen
3.2.1 Je kunt het verband beschrijven tussen de uitrekking en de kracht op een veer.
3.2.2 Je kunt uitleggen hoe je krachten kunt meten met een krachtmeter (veerunster).
3.2.3 Je kunt de zwaartekracht op een voorwerp berekenen als de massa is gegeven.
3.2.4 Je kunt een kracht tekenen op een gegeven of een zelfgekozen krachtenschaal.

Slide 12 - Slide

Een veer uitrekken

Slide 13 - Slide

Krachtmeters

Slide 14 - Slide

Sommige krachtmeters hebben een slappe veer die gemakkelijk uitrekt. 
Er zijn ook krachtmeters met een stugge veer. Die gebruik je als je grotere krachten moet meten.

Slide 15 - Slide

Eenheid krachten
Krachten (F) meten we in Newton.
Een kracht kan je meten met een krachtmeter: bijvoorbeeld een veerunster

Zwaartekracht (Fz) bereken je door de massa in kilogram (kg) keer 10 te doen: Fz (N) = massa van het voorwerp x 10

Slide 16 - Slide

Zwaartekracht
Stel je hebt een steen van 6 kg, hoeveel Newton aan zwaartekracht werkt er dan op die steen?


Stel je hebt een pak suiker van 500 gram, hoeveel Newton aan zwaartekracht werkt er dan op dat pak suiker?

Slide 17 - Slide

Krachtenschaal
Komt overeen met

Slide 18 - Slide

Maak de opdrachten 1 t/m 14 (kader) en 1 t/m 10 (GL) van par 3.1 
 
Klaar?Maak testjezelf van 3.2
Zelfstandig aan het werk
timer
15:00

Slide 19 - Slide

Huiswerk: alle opdrachten 3.2

Slide 20 - Slide

4.1: Krachten

Slide 21 - Slide

4.2: Kracht en versnelling
Versnelling: de aandrijvingskracht (dus bijvoorbeeld spierkracht) is groter dan de wrijvingskracht
Vertragen/remmen: de de aandrijvingskracht is kleiner dan de wrijvingskracht

Als de nettokracht 0 Newton is dan heb je een constante snelheid. 

Slide 22 - Slide

4.2: Kracht en versnelling
Welke wrijvingskrachten zijn er bij een rijdende scooter?

  • Rolwrijving
  • Luchtwrijving

Slide 23 - Slide

4.2: Kracht en versnelling
Snelheid meten we in:
- m/s (meter per seconde)
- km/h (kilometer per uur)

dus: snelheid = afstand / tijd
v = s / t

Slide 24 - Slide

4.2: Kracht en versnelling
We kunnen een snelheid-tijd-diagram gebruiken om te bepalen of iemand versnelt/vertraagt/gelijke snelheid rijdt

Slide 25 - Slide

4.3: Snelheid

Slide 26 - Slide

4.3: Snelheid
36 km/h -- x1000--> 36000 m/h -- :3600--> 10 m/s

van km naar m: x 1000
van uur naar seconde: 
1 uur x 60 = 60 minuten, 60 min x 60 = 3600 seconden

Slide 27 - Slide

4.3: Snelheid
We rijden eigenlijk nooit 1 constante snelheid, dus gebruiken we vaak: gemiddelde snelheid

gemiddelde snelheid = afstand / tijd
vgem = s / t

Slide 28 - Slide

4.3: Snelheid
Snelheid kunnen we berekenen met een afstand-tijd-diagram:

Slide 29 - Slide

4.4: Hefbomen
Een hefboom heeft altijd een draaipunt, een korte en een lange arm. 
 

Slide 30 - Slide

4.4: Hefbomen
Als twee krachten in evenwicht zijn heb je de volgende formule:

arm1 x kracht1 = arm2 x kracht2

Slide 31 - Slide

4.4: Hefbomen
arma x krachta = armb x krachtb
arma = 5 meter, armb = 1 meter, krachtb = 500 N 
Hoe groot moet krachta minimaal zijn om de steen op te tillen?

Slide 32 - Slide

4.4: Hefbomen
5 x krachta = 1 x 500
krachta = 100 N
arma = 5 meter, armb = 1 meter, krachtb = 500 N 


Slide 33 - Slide