Paragraaf 7.2

Paragraaf 7.2
Toonhoogte en Frequentie
1 / 17
next
Slide 1: Slide
NatuurkundeVoortgezet speciaal onderwijs

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Paragraaf 7.2
Toonhoogte en Frequentie

Slide 1 - Slide

Toonhoogte & Frequentie
Deze les gaat over toonhoogte en frequentie. Je gaat eerst de theorie doornemen, vervolgens test je de theorie door een toets te maken. 

Slide 2 - Slide

Wat ga je deze les leren?
- Ik weet wat toonhoogte is.
- Ik weet hoe je de toonhoogte kan veranderen.
- Ik weet wat de frequentie van een toon is
- Ik kan de frequentie van een toon aflezen op een oscilloscoop.
- Ik weet wat het frequentiebereik is

- Ik kan het verschil in frequentiebereik tussen mensen en dieren aflezen.

Slide 3 - Slide

Toonhoogte
Bij geluid heb je hoge en lage tonen. Let op dit heeft niks te maken met harde en zachte tonen. Zo praten mannen meestal met een lage stem (dus lage tonen) en vrouwen meer met een hoge stem (hoge tonen).

Slide 4 - Slide

Toonhoogte

Slide 5 - Slide

Frequentie
Frequentie betekent hoe vaak je iets herhaalt. Dit geldt ook voor geluid. Hoe vaak de golf in een trilling herhaalt noemen we de frequentie van een toon. Ook wel het aantal trillingen per seconden.

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Link

Frequentiebereik

Slide 8 - Slide

Toets

Slide 9 - Slide

Welke van de beweringen over de toonhoogte van een snaar is goed?
A
Hoe dikker een snaar, hoe hoger de toon
B
Hoe langer een snaar, hoe hoger de toon
C
Hoe strakker een snaar, hoe hoger de toon

Slide 10 - Quiz

Bij een frequentie van 256 Hz zijn er:
A
128 trillingen per seconde
B
256 trillingen per seconde
C
512 trillingen per seconde

Slide 11 - Quiz

Welke bewering is waar?
A
Mensen kunnen alle tonen horen die honden kunnen horen.
B
Honden kunnen tonen horen die hoger zijn dan 20 000 Hz.
C
Oude mensen horen hoge tonen beter dan jonge mensen
D
Oude mensen horen lage tonen beter dan jonge mensen

Slide 12 - Quiz

Een trillende snaar geeft een bepaalde toon
Van welke drie dingen hangt de hoogte van de toon af?

Slide 13 - Open question

Een gitarist kan snaren strakker en losser draaien.

Wat moet een gitarist doen met een snaar die te hoog klinkt?
A
strakker spannen
B
losser draaien

Slide 14 - Quiz

Als je over een flesje water blaast, hoor je een toon. Hans heeft twee flesjes: een vol flesje en een leeg flesje.

Welk van deze flesjes geeft de hoogste toon?
A
vol flesje
B
leeg flesje
C
allebei even hoog

Slide 15 - Quiz

Je ziet nog eens drie oscilloscoopbeelden. Er zijn drie verschillende tonen afgebeeld. Welke toon is het hoogst?
A
Toon A
B
Toon B
C
Toon C
D
Allemaal even hoog

Slide 16 - Quiz

Een hondenfluitje maakt een hoog
geluid dat een hond wel en een mens
niet kan horen.

Hoe groot kan de frequentie van zo'n fluitje zijn?
A
0 Hz en 20 Hz
B
10 000 Hz en 20 000 Hz
C
20 000 Hz en 55 000 Hz
D
20 000 Hz en 100 000 Hz

Slide 17 - Quiz