3. KD verdieping O&C // optotypen, fovea, letterproeven, afstandsgetal.

Refractie de basis
1 / 26
next
Slide 1: Slide
Keuzedeel Verdieping oog en correctieMBOStudiejaar 1

This lesson contains 26 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Refractie de basis

Slide 1 - Slide

Wat heb je nodig?
- Refractie theorie 'De basis van subjectieve refractie' (1 van 5)
   >> Reader: staat in Teams // digitaal of geprint meenemen.
   >> Werkboek: bestellen via Studers.
- pen + papier
- account LessonUp. 

Slide 2 - Slide

Planning
Lesweek
Onderwerp
week 1
Het doel van de refractie, objectieve & subjectieve refractie.
week 2
Visus, visus 1.0, practicumproeven.
week 3
Optotypen, fovea centralis, letterproeven, afstandsgetal.
week 4
Rekenkundige reeks.
week 5
Meetkundige reeks.
week 6
TOETS
week 7 
Grafisch verloop, pupildiameter en gezichtsscherpte, practicumproef.

Slide 3 - Slide

Week 3
Leerdoelen
Aan het einde van de week kan je:
- de verschillende optotypen benoemen en herkennen.
- de voor,- en nadelen van verschillende optotypen benoemen.
- de lettergrootte uitrekenen.
- het afstandsgetal uitrekenen.
Theorieboek
- bladzijde 18 tot en met 28.
Huiswerkopdrachten
Opdracht 5 tot en met 21.

Slide 4 - Slide

Vorige les
  • het doel van de refractie
  • objectieve meting
  • subjectieve meting 
  • van welke factoren is de visus afhankelijk
  • wat betekent visus 1.0

Slide 5 - Slide

Wat betekent visus 1.0
Nu kun je ook berekenen hoeveel de twee lichtpunten, op een bepaalde afstand, uiteen moeten liggen om ze nog gescheiden waar te kunnen nemen.








conclusie:
Op 6 meter afstand moeten voor visus 1.0 twee punten 1,8 mm uiteen liggen.

Slide 6 - Slide

Optotypen // Snellen kaart
De Nederlandse oogarts Snellen ontwierp in 1862 op grond van deze theorie optotypen (letterkaart) om de visus te kunnen bepalen. 
Van deze optotypen is de letter E de grondslag. Deze letter is opgebouwd uit een vierkant dat onderverdeeld is in 5 x 5 gelijke hokjes zoals je in de afbeelding hiernaast kan zien. 

Slide 7 - Slide

Optotypen // Snellen kaart
Elk hokje heeft voor visus 1.0 op 6 meter afstand een afmeting van 1,8 x 1,8 mm.
Zowel de zwarte als de witte hokjes hebben deze afmeting.

Slide 8 - Slide

Optotypen // Snellen kaart
Hoe komt het dat een persoon bij de visusregel 1.0 de ene letter wel kan herkennen en een andere letter niet?

  • de ene letter is beter te herkennen dan de andere letter (T is makkelijker dan R).
  • bepaalde letters hebben een astigmatische voorkeursrichtingen (E, F, L).
  • de letter O is door zijn gesloten vorm volkomen vormneutraal.

Een nadeel van de optotypen van Snellen is dat de letters niet vormneutraal zijn.

Slide 9 - Slide

Optotypen // Landolt - ringen
De letterproef is alleen opgebouwd uit het Snellen-lettertype C.
  • iedere letter C heeft de opening in een andere richting.
  • de klant moet aangeven waar de opening zich bevindt.

Voordeel:
bruikbaar voor kinderen en analfabeten.

Nadeel:
ook een kleine astigmatische voorkeursrichting.

Slide 10 - Slide

Optotypen // E-haken
Alternatief voor Landolt-ringen zijn de E-haken.
  • de E wordt in verschillende standen geplaatst.
  • de klant geeft aan waar de opening zich bevindt.


Nadeel:
duidelijke voorkeursrichting.

Slide 11 - Slide

Optotypen // E-haken
Alternatief voor Landolt-ringen zijn de E-haken.
  • de E wordt in verschillende standen geplaatst.
  • de klant geeft aan waar de opening zich bevindt.


Nadeel:
duidelijke voorkeursrichting.

Slide 12 - Slide

Optotypen // 'huisje-boompje-beestje'
LEA symbolen kaart
Amsterdamse plaatjes kaart

Slide 13 - Slide

Optotypen // Goldman
Goldman heeft een andere variatie bedacht. 
  • vierkanten die gelijkmatig verdeeld zijn.
  • vierkanten zijn opgevuld met een schaakbordpatroon, op één na.
  • klant geeft aan waar het grovere patroon zich bevindt.

Nadeel:
Lage visus: zeer groot uitgevoerd.

Slide 14 - Slide

Fovea centralis
De fotoreceptoren van ons netvlies bestaan uit staafjes en kegeltjes.
  • 6 miljoen kegeltjes (fovea centralis)
  • 120 miljoen staafjes (periferie)


Fovea centralis:
Door verdunning van de retina en de grote kegeltjesdichtheid 
is de gezichtsscherpte hier het grootst.
De hoogste visus wordt behaald met het centrum van het
netvlies, de fovea centralis >> "foveaal zien" of "centrale gezichtsscherpte.
Doorsnede van het netvlies.
Het 'kuiltje' is de macula.
Hierin bevinden zich voornamelijk de kegeltjes.
Fundus foto van het oog.
De lichte plek op de foto is de oogzenuw.
Rechts van de oogzenuw ligt de macula met daarin de fovea.
klik voor meer info
de staafjes en kegeltjes in het netvlies.

Slide 15 - Slide

Fovea centralis
Rondom de fovea bevinden zich aanzienlijk minder kegeltjes.
>> kegeltjes werken in groepjes waardoor de visus buiten de fovea afneemt.

De afname is progressief >> hoe verder naast de fovea, hoe lager de visus.
Grafische weergave van de visus.
Hoe verder van de fovea (in graden) hoe lager de visus.
Tussen de 10-20 graden bevindt zich de oogzenuw; dit is de blinde vlek.
Hier wordt geen visus waargenomen.

Slide 16 - Slide

Fovea centralis
Op de blinde vlek neem je niet waar.

Dit heb je in het dagelijks leven niet door:
  • de blinde vlek bevindt zich in het andere oog op een andere plek.
  • gat in de waarneming van het ene oog wordt gedicht door het andere oog.
Kijk (met het linkeroog gesloten) naar de muis.
Varieer de afstand tot het scherm.
Op een bepaalde afstand verdwijnt de olifant.

Slide 17 - Slide

Lettergrootte
Een letter op een afstand van 6 meter hoort voor visus 1.0 een grootte te hebben van 9 mm.
Als een oog een visus van 0.5 heeft (de helft van 1.0) moet de optotype (letter) 2 x zo groot zijn om scherp waargenomen te kunnen worden.

>> (1.0 / 0,5) x 9 mm = 18 mm


Lettergrootte bij een afstand van 6 m = (1.0 / visusgetal) x 9 mm

Slide 18 - Slide

Voorbeeld
Hoe groot zijn de letters bij een visus van 0.2 op een gebruikte afstand van 6 meter?

Lettergrootte bij een afstand van 6 m = (1.0 / visusgetal) x 9 mm
antwoord
(1.0 / 0,2) x  9 = 45 mm

Slide 19 - Slide

Opdracht
Maak opdracht 5.

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide

Lettergrootte
In sommige winkels kan je niet meten op een afstand van 6 meter, omdat de ruimte hiervoor bijvoorbeeld niet geschikt is.

Vaak kun je de gebruiksafstand (g.a.) instellen en verandert de lettergrootte (l.g.)


Als je de letterproef op 5 meter plaatst, worden alle optotypen iets kleiner om dezelfde visus te behalen.
>> ofwel 5/6 keer zo groot.
Lettergrootte = (gebruikte afstand / 6) x lettergrootte bij 6 meter

Slide 22 - Slide

Opdracht
Maak opdracht 6 tot en met 9.

Slide 23 - Slide

Afstandsgetal
Meestal staat op de letterproeven of de afstandsbediening de visus.
Maar sommige letterproeven geven een afstandsgetal (a.g.). aan in plaats van visus.
Het afstandsgetal geeft aan op welke afstand (in meters) een oog met visus 1.0 het bijbehorende optotypen kan waarnemen.
visus = gebruikte afstand / afstandsgetal

afstandsgetal = gebruikte afstand / visus

Slide 24 - Slide

Opdracht
Maak opdracht 10 tot en met 21.

Slide 25 - Slide

Week 3
Leerdoelen
Aan het einde van de week kan je:
- de verschillende optotypen benoemen en herkennen.
- de voor,- en nadelen van verschillende optotypen benoemen.
- de lettergrootte uitrekenen.
- het afstandsgetal uitrekenen.
Theorieboek
- bladzijde 18 tot en met 28.
Huiswerkopdrachten
Opdracht 5 tot en met 21.

Slide 26 - Slide