Herhalen woordsoorten en start spelling werkwoorden 1KT

Welkom 
Lesdoel:
1. herhalen bijvoeglijk naamwoord en voorzetsel
2. herhalen spelling werkwoorden tt 

Pak alvast je boek erbij op bladzijde 271
• Stencil woordsoorten bewaren voor opdrachten en toets!
• Donderdag 16  maart toets woordsoorten (stencil + gemaakte opdrachten)
    

1 / 12
next
Slide 1: Slide
Middelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

This lesson contains 12 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Welkom 
Lesdoel:
1. herhalen bijvoeglijk naamwoord en voorzetsel
2. herhalen spelling werkwoorden tt 

Pak alvast je boek erbij op bladzijde 271
• Stencil woordsoorten bewaren voor opdrachten en toets!
• Donderdag 16  maart toets woordsoorten (stencil + gemaakte opdrachten)
    

Slide 1 - Slide

Bijvoeglijk naamwoord en voorzetsels
  1. Achter die zwarte mobiel ligt mijn  rode etui.
2. Ik ga met het grote vliegtuig naar Budapest.
3. De trein gaat van Arnhem naar Apeldoorn.
4. Naast het aparte gebouw staat een groot kunstwerk.

Slide 2 - Slide

Huiswerk bespreken
Bespreken blok 6 opdracht 9 t/m 11, blz. 271

Slide 3 - Slide

Spelling werkwoorden t.t
Spelling (weet je het nog?)
Haal jij een fles Cola?
Jij …………………
Snurk jij altijd in je slaap?
Jij ………………….

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Video

Hoe spel je de tegenwoordige tijd?
1. Hans (kleden) zich aan
2  Mijn tas (staan) op de grond)
3. Hij (beantwoorden) de vraag
4. Mijn  broer (fietsen) naar huis.
5. Jij (worden) thuisgebracht.


Slide 6 - Slide

Maken
Spelling Blok 4 opdracht 16 t/m 18
Klaar? Oefenen Muiswerk spelling werkwoorden tegenwoordige tijd
Quizvragen + Fimpje bekijken via LessonUp

Slide 7 - Slide

tt:
Hans (kleden) ...... zich aan.
A
kleed
B
kleedt
C
kled
D
kleet

Slide 8 - Quiz

tt:
Mijn tas (staan) ..... op de grond.
A
sta
B
stat
C
staat
D
staadt

Slide 9 - Quiz

tt:
Hij (beantwoorden) ..... de vraag.
A
beantwoort
B
beantword
C
beantwoord
D
beantwoordt

Slide 10 - Quiz

tt:
Mijn broer (fietsen) ...... naar huis.
A
fiets
B
fiest
C
fiet
D
fietst

Slide 11 - Quiz

Slide 12 - Video