nieuwe examenvragen plus tekst voetballen of wielrennen

7 nieuwe vraagtypen examen
Tekst 1 Nooit meer niksdoen
1 / 25
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

This lesson contains 25 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

7 nieuwe vraagtypen examen
Tekst 1 Nooit meer niksdoen

Slide 1 - Slide

Programma
Introductie nieuwe vraagtypen
Oefenen met nieuwe vraagtypen  

Slide 2 - Slide

Welke nieuwe vraagtypen zijn er?
  1. Combineren van verschillende bronnen;
  2. Functionele bevraging van argumentatie;
  3. Figuurlijk taalgebruik;
  4. Framing;
  5. Synthesetaak;
  6. Sorteertaak;
  7. Bruikbaarheid en/of betrouwbaarheid van teksten.

Slide 3 - Slide

1. Verschillende bronnen combineren
  • meer dan 2 bronnen per thema
  • meer spreiding type bronnen (niet alleen krant)
  • meer spreiding kwaliteit (ook bv. internetreacties)
  • elementen van multimodaliteit (bv. infographics, cartoons)

niet zoals bij andere vakken, maar gaat om relatie tot inhoud van de tekst, geen rekenvaardigheid of kennisinhoud
set 1: 5,7
set 2: 2,3
set 3: 6,9,11,12

Slide 4 - Slide

2. Functionele argumentatievragen
  • mate en manier waarop (een deel) van de argumentatie bijdraagt aan communicatieve doel


bijvoorbeeld: het verzamelen van argumenten voor het voorbereiden van een betoog
set 1: 1,2,4,5
set 2: 2,4,5

Slide 5 - Slide

3. Figuurlijk taalgebruik
stijl en retorica
de sturing van een schrijver bepalen bij een keuze voor bepaalde beeldspraak: adequaat (of manipulatief)?

bijvoorbeeld: het noemen van figuurlijk taalgebruik dat de schrijver inzet in een tekstdeel en of die gepast is.

set 3: 1,2,4,10

Slide 6 - Slide

4. Framing
  • het vermoedelijke effect dat de schrijver wilde bereiken met specifieke woorden of perspectieven 

bijvoorbeeld: een meerkeuzevraag waarbij je de effecten van een tekstgedeelte moet benoemen.
set 3: 3,5,7,8

Slide 7 - Slide

5. Synthesetaken
lijkt op de 'overkoepelende vragen bij tekst X en Y'
inhoudelijke beweringen zelf in een nieuw functioneel of inhoudelijk verband brengen

bijvoorbeeld: klopt het beeld dat wordt geschetst in bron 1 als je die vergelijkt met bron 2?
set 1: 4,6
set 2: 3
set 3: 11,12

Slide 8 - Slide

6. Sorteertaken
lijkt op synthese, maar woordgroepen, beweringen of bronnen ordenen

bijvoorbeeld: mogelijke voor- en tegenargumenten voor een stelling in kaart brengen
set 1: 1,4
set 2: 3,4,5

Slide 9 - Slide

7. Bruikbaarheid en betrouwbaarheid teksten
betrouwbaarheid: bron, kwaliteit onderbouwing, taalgebruik, samenhang gedachtengang, mate van veronderstelde voorkennis, mate waarin het zelf op de hoogte blijkt te zijn
bruikbaarheid: bepaald scenario wordt gegeven en voldoet de bron dan aan de criteria?

bijvoorbeeld: het beoordelen van een betoog


set 1: 3,5
set 2: 1,2,3

Slide 10 - Slide

Opdracht 1
Je ziet zometeen een aantal voorbeelden van de nieuwe vraagtypen. Geef per voorbeeld aan om welk nieuw vraagtype het gaat. Bij sommige voorbeelden zijn er meerdere antwoorden mogelijk.

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Het combineren van verschillende bronnen

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

1. Adverteerders
  • Lees de tekst globaal
  • Zoek naar voor- en tegenargumenten om wel of niet online te adverteren en om te twijfelen
  • Noteer ze in volledige zinnen
  • Blijf dicht bij de tekst
  • Let op signaalwoorden
lijkt op de schrijftoets

Slide 20 - Slide

2. Camera
  • Lees de tekst globaal
  • Zoek het standpunt
  • Zoek de argumenten en tegenargumenten
  • Blijf dicht bij de tekst
  • Let op signaalwoorden
lijkt op debattoets

Slide 21 - Slide

3. Gele zones
  • Lees de tekst
  • Bepaal de strekking + het standpunt
  • Bepaal wat er op de afbeelding staat
  • Komt dit overeen?


 

Slide 22 - Slide

3. Gele zones
Standpunt: gele zones inrichten. Mensen met laagrisico hebben meer vrijheid en een hogere kans dat eraan gehouden wordt. Mensen met hoogrisico hebben betere bescherming.

Plaatje: vrolijke mensen in gele zone, 1 oud persoon niet zo vrolijk erbuiten: spottend --> helpt goedbedoelde tekst niet
 

Slide 23 - Slide

Opdracht
Lees bron 1 en 2 en beantwoord vraag 1 tm 4

Om welk type vraag gaat het? 

Slide 24 - Slide

Opdracht
Lees bron 3 en 4 en beantwoord de vragen

Welk type vraag vind je lastig?

Slide 25 - Slide