Quiz H5

Quiz H5
1 / 27
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 10 min

Items in this lesson

Quiz H5

Slide 1 - Slide

Wat is geen verbetering in de landbouw tijdens de middeleeuwen?
A
Arabisch halsjuk
B
Houten ploeg
C
Drieslagstelsel
D
Bemesten

Slide 2 - Quiz

Welk gevolg hadden de verbeteringen in de landbouw?
A
Meer voedsel, meer mensen nodig in de landbouw
B
Minder voedsel, minder mensen nodig in de landbouw.
C
Meer voedsel, minder mensen nodig in de landbouw
D
Geen gevolgen

Slide 3 - Quiz

Welk begrip past het beste bij de afbeelding.
A
Halsjuk
B
Ontginnen
C
Meesterproef
D
Hanze

Slide 4 - Quiz

Welke beroepen ontstaan er tijdens de Middeleeuwen?
A
Boer en piloot
B
Bierbrouwer en kleermaker
C
Stratenmaker en duiker
D
Piloot en horlogemaker

Slide 5 - Quiz

Waardoor ontstond er meer handel tijdens de Middeleeuwen?
A
De Vikingen stopten met hun aanvallen en landbouwoverschotten
B
Mensen waren bang voor de Vikingen
C
Landbouwoverschotten en mensen wilden van hun spullen af
D
Dat moest van de heer

Slide 6 - Quiz

Waar ontstonden in de Middeleeuwen geen steden?
A
Bij een rivier
B
Een kruispunt van wegen
C
Een kasteel
D
Onveilige plek

Slide 7 - Quiz

Wie gingen er in een middeleeuwse stad over de rechtspraak?
A
Schout
B
Schepenen
C
Gilde
D
Soldaten

Slide 8 - Quiz

Wat is een ambacht?
A
Een beroep waarbij je op kantoor zit
B
Een functie in het leger
C
Een beroep waarbij je 1 onderdeel van een product maakt.
D
Een beroep waarbij je een product met de handen maakt

Slide 9 - Quiz

Welk begrip past het beste bij de afbeelding.
A
Gilden
B
Hanze
C
Handel
D
Stadsrechten

Slide 10 - Quiz

Welk voordeel had je als je lid was van een gilde?
A
Je hoefde geen belasting te betalen
B
Bij ziekte zorgde het gilde voor je
C
Je kon goedkopere producten maken
D
Je hoefde je niet aan de regels te houden

Slide 11 - Quiz

Wat moest je halen om een eigen zaak te beginnen in de middeleeuwen?
A
Een diploma
B
Een vergunning
C
De meesterproef
D
Een examen

Slide 12 - Quiz

Waar liggen de meeste Hanze-steden?
A
In het binnenland
B
Op heuvels en bergen
C
Aan de kust en rivieren
D
Op eilanden

Slide 13 - Quiz

Als iemand iets overkwam tijdens de Middeleeuwen kwam dat door?
A
De buurman
B
Hemzelf
C
God
D
De duivel

Slide 14 - Quiz

Hoe noemen we een kerk waar een bisschop zetelt?
A
Kerk
B
Synagoge
C
Kathedraal
D
Notre Dame

Slide 15 - Quiz

Welk begrip past het beste bij de afbeelding.
A
Gilde
B
Hanze
C
Halsjuk
D
Meesterproef

Slide 16 - Quiz

Wat mocht een middeleeuwse stad met stadsrechten niet doen?
A
Een markt organiseren
B
Een stadsmuur bouwen
C
Rechtspreken
D
Zich met godsdienst bemoeien

Slide 17 - Quiz

Hoe verspreidde de pest?
A
Via besmet bloed
B
Via het eten van mensen
C
Via de handel waardoor de bacterie snel op een andere plek is.
D
Via de lucht

Slide 18 - Quiz

Wat was de rol van een schout in de middeleeuwse stad
A
Hij gaf leiding aan de rakkers en ging over de veiligheid in de stad
B
Hij was de baas over de markt.
C
Hij was de baas over de kerk of kathedraal
D
Hij gaf leiding aan het stadsbestuur en de burgermeester

Slide 19 - Quiz

Er stierven miljoenen mensen aan
de pest. Waardoor maakte de pest
zoveel slachtoffers?
Kies het juiste antwoord.
A
De mensen dachten dat de pest een straf van God was. Daarom wilden ze de zieken niet helpen, want ze dachten dat God dan nog bozer zou worden.
B
Alleen arme mensen stierven aan de pest. Dat kon de rijke mensen weinig schelen en dus kregen de arme mensen geen hulp.
C
Men wist niet wat de oorzaak van de ziekte was. Daardoor kon er geen goede manier bedacht worden om de ziekte uit te roeien.
D
Mensen waren nog niet ingeënt tegen de pest.

Slide 20 - Quiz

Welk begrip past het beste bij de afbeelding.
A
Halsjuk
B
Ontginnen
C
Meesterproef
D
Hanze

Slide 21 - Quiz

Er lopen varkens door de stad.
Was dat normaal in middeleeuwse steden?
A
Ja
B
Nee

Slide 22 - Quiz

Hoeveel jaar duren de middeleeuwen?
A
500
B
1000
C
1500
D
750

Slide 23 - Quiz

Welk begrip past het beste bij de omschrijving:

Grond, bijvoorbeeld bosgrond, geschrikt maken voor de landbouw.
A
Drieslagstelsel
B
Gilde
C
Ontginnen
D
Halsjukken

Slide 24 - Quiz

Welk begrip past het beste bij de omschrijving:

'Het recht van de inwoners van een stad om hun eigen stad te besturen'
A
Burgerrechten
B
Stadsrechten
C
Dorpsrechten
D
Inwonerrechten

Slide 25 - Quiz

Geef een aantal voorbeelden van stadsrechten
A
Handelen, muur bouwen en zelf koning kiezen
B
Muur bouwen, zelf koning kiezen en eigen munt slaan
C
Muur bouwen, eigen munt slaan en zelf stad besturen
D
Eigen munt slaan, eigen stad besturen en geen belasting betalen

Slide 26 - Quiz

Welk begrip past het beste bij de afbeelding.
A
De griep
B
De zwarte dood
C
Kater
D
Corona

Slide 27 - Quiz