H4ne, com. 3-4-5, tekstsoorten, inleiding kern slot en tekststructuur

Welkom H4!
1 / 39
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 39 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Welkom H4!

Slide 1 - Slide

10 minuten lezen

Slide 2 - Slide

Programma
  1. 10 minuten lezen
  2. Leerwerkcheck par. 2
  3. Huiswerkopdrachten nakijken, p. 2-3
  4. Par. 4 en 5: inleiding, kern, slot en tekststructuren
  5. Afsluiting en vooruitblik

Slide 3 - Slide

Wat is het onderwerp van een tekst? Het onderwerp van een tekst...
A
... vertelt in één woord waar de tekst over gaat.
B
... vertelt wat het belangrijkste van de tekst is.
C
... vertelt wat iemand ergens van vindt.
D
... vertelt wat waar of niet waar is.

Slide 4 - Quiz

Wat is een hoofdgedachte van een tekst?
A
gedachte uit je hoofd
B
het belangrijkste wat er over het onderwerp gezegd wordt in de tekst
C
samenvatting van een tekst
D
één zin in de tekst

Slide 5 - Quiz

Communicatie 2. Antwoorden huiswerk
Onderwerp en hoofdgedachte, blz 34
3   a     Bijvoorbeeld: Professionele voetbalclubs stappen af van voetballen op kunstgras.
    b     Bijvoorbeeld: gevaar voor je gezondheid, blessuregevoeligheid
8.  Bespreek deze met elkaar, we oefenen een aantal pitches



Slide 6 - Slide

Communicatie 2. Antwoorden huiswerk
Onderwerp en hoofdgedachte, blz 37

10.Het onderwerp van de tekst is slim speelgoed (smart toys).
11.Robotvrienden worden steeds slimmer, maar het is de vraag welk opvoedboekje ze erop nahouden.
12. Sociale robots kunnen waardevolle communicatie stimuleren. Ze worden bijvoorbeeld ingezet om kinderen met autisme te helpen bij het leggen van contact.




15         Slim speelgoed beïnvloedt de opvoeding van kinderen en moet daarom beter onderzocht worden.





Slide 7 - Slide

Communicatie 2. Antwoorden huiswerk
Onderwerp en hoofdgedachte, blz 37
 13. De reacties die in smart toys zijn geprogrammeerd bevatten indirect morele waardeoordelen over de wereld om ons heen. In dit voorbeeld komen waardeoordelen over vriendschap naar voren.
14. Bijvoorbeeld: Onderzoek is nodig
15. Slim speelgoed beïnvloedt de opvoeding van kinderen en moet daarom beter onderzocht worden.





Slide 8 - Slide

Communicatie  3
Doelen:
  • Je oefent met het herkennen van tekstdoelen en het effectief inzetten van tekstsoorten.


Slide 9 - Slide

Antwoorden huiswerk 3. Tekstsoorten, 0pdr 2
 P. 3 Tekstsoorten;  blz 58-59 in Kern, opdr 2-3-5 op blz 38 en opdr 11-17 op blz 41 in je oefenboek.

2. In deze drie tekstsoorten geeft de schrijver zijn oordeel (mening/waardering) over een onderwerp.

Slide 10 - Slide

Antwoorden huiswerk 3. Tekstsoorten, opdr 3
3. a    Het belangrijkste doel van deze strip is instructie geven.
    b     De tekstsoort die bij dit doel hoort is procedure.
    c    Je herkent dit aan de stappen:
         1. beschrijving van uitkomst (‘kom uit de kast’)
         2. benodigde materialen
        3. stapsgewijze instructie

Slide 11 - Slide

Antwoorden huiswerk 3. Tekstsoorten, opdr 3
3. d    Tekstsoort: verhaal
    Doel: tot denken aanzetten door een verhaal te vertellen.
    Stappen:
    1. personages (twee poppetjes)
    2. tijd en ruimte
    3. probleem
    4. oplossing



Slide 12 - Slide

Antwoorden huiswerk 3. Tekstsoorten, opdr 3
vervolg 3d
3. d Tekstsoort: oproep
    Doel: activeren om iets te doen.
    Stappen:
    1. specificatie
    2. uitnodiging of verzoek

5. Gemaakt? Als je feedback wil, zoek me even op


Slide 13 - Slide

Antwoorden huiswerk 3. Tekstsoorten
11        Smibanese is een straattaal die in de Amsterdamse wijk de Bijlmer gesproken wordt. 

12        Jongeren die straattaal spreken zouden het Nederlands niet meer goed beheersen.  

13         Het is een geheimtaal die anderen uitsluit. Daarnaast heeft het een hoog gehalte aan schunnigheden en seksistische benamingen. 
          


Slide 14 - Slide

Antwoorden huiswerk 3. Tekstsoorten
14        Het is een woordspeling op ‘normen en waarden’. Straattaalsprekers gebruiken woorden in een andere betekenis en verbinden er andere regels voor het gebruik aan.
    
15        Switchen is schakelen tussen verschillend taalgebruik.
16         D
17        Straattaal draagt juist bij aan een rijkere taal en taalbeheersing.
          


Slide 15 - Slide

Par. 4 en 5
Inleiding, kern, slot en tekststructuren



Je kunt de indeling van een tekst herkennen.
Je kunt vaste structuren in een tekst herkennen. 

Slide 17 - Slide

Antwoorden huiswerk 4. inleiding, kern en slot
vraag 2
2a    De functie van een inleiding: de lezer kennis laten maken met het onderwerp, richting geven aan de tekstopbouw, idee geven van het genre. 

2b     De functie van een slot is: afronding van de tekst of de boodschap (bijv. door een samenvatting of conclusie), de lezer iets meegeven.

Slide 18 - Slide

Antwoorden huiswerk 4. inleiding, kern en slot
vraag 3
3a    Drie van de volgende manieren:
-    een voorbeeld geven
-    een samenvatting of conclusie geven
-    een vraag stellen
-    een mening geven
-    een probleemstelling geven
-    een oorzaakgevolgrelatie geven
-    een opvallende uitkomst geven
-    een anekdote vertellen
-    aanhaken op een actuele gebeurtenis
-    voordelen van verder lezen noemen
    b     Er wordt een voorbeeld gegeven.

Slide 19 - Slide

Antwoorden huiswerk 4. inleiding, kern en slot
vraag 4 en 5
 a    A Er wordt een vraag gesteld. 
        B Er wordt een opvallende uitkomst gegeven.
    b      
        A: In de rest van de tekst verwacht je een antwoord op de vraag.
        B: In de rest van de tekst verwacht je uitleg hoe deze persoon ertoe kwam om een chip in    zijn hand te zetten, hoe het werkt en wat de voordelen en nadelen zijn.
    
5        Bijvoorbeeld: In voorgaande tekst ging het over het toelaten van vrouwen in bepaalde militaire eenheden.


Slide 20 - Slide

Antwoorden huiswerk 4. inleiding, kern en slot
vraag 13 & 14
 13    Inleiding: alinea 1 en 2
        Kern: alinea 3 t/m 13
        Slot: alinea 14
       
14    a    Het onderwerp van de tekst is (snel)leesstrainingen
    b    Er wordt een vraag gesteld (Hoe werkt het? En: werkt het?) en een voorbeeld gegeven (de auteur die de leesopdracht doet).
    c    De deelonderwerpen zijn: hoe de leesstraining werkt en óf het werkt.




Slide 21 - Slide

Par. 4 en 5
Inleiding, kern, slot en tekststructuren



Je kunt de indeling van een tekst herkennen.
Je kunt vaste structuren in een tekst herkennen. 

Slide 22 - Slide

Wat is de functie van de inleiding van een tekst?
A
Anekdote introduceren
B
Aandacht van de lezer trekken
C
Deelonderwerpen bespreken
D
Een conclusie geven

Slide 23 - Quiz

Wat is de functie van de inleiding van een tekst?

A
Onderwerp duidelijk maken
B
Samenvatting van de tekst geven
C
Deelonderwerpen bespreken
D
Een conclusie geven

Slide 24 - Quiz

Wat is de functie van de inleiding van een tekst?
A
Aanleiding van het schrijven geven
B
Actualiteit introduceren
C
Tekstdoel duidelijk maken
D
Een uitsmijter geven

Slide 25 - Quiz


Uit welk(e) alinea('s) bestaat de inleiding?
A
alinea 1
B
alinea 1 en 2
C
alinea 1, 2 en 3

Slide 26 - Quiz

Wat is de functie van de kern van een tekst?
A
Vat de tekst samen
B
Het onderwerp wordt toegelicht d.m.v. deelonderwerpen
C
De schrijver vertelt zijn mening
D
Meningen van andere worden toegelicht

Slide 27 - Quiz

Wat hoort NIET in de kern van een tekst?
A
deelonderwerpen
B
nieuwe informatie
C
meerdere alinea's
D
het belangrijkste wordt samengevat

Slide 28 - Quiz

Wat is een functie van het slot?
A
de centrale vraag stellen
B
je mening geven
C
een samenvatting geven
D
enkele personen introduceren

Slide 29 - Quiz

Wat is een functie van het slot?
A
de centrale vraag stellen
B
je mening geven
C
nieuwe informatie geven
D
een advies geven

Slide 30 - Quiz

Wat is een functie van het slot?
A
een conclusie geven
B
je mening geven
C
nieuwe informatie geven
D
een vraag stellen

Slide 31 - Quiz



A
een advies geven
B
een conclusie geven
C
een samenvatting geven

Slide 32 - Quiz

Wat zijn tekststructuren?
A
logische opeenvolgingen van functies
B
inleiding, middenstuk, slot
C
standpunt, argument
D
anekdote, uitleg, samenvatting

Slide 33 - Quiz

Wat is GEEN tekststructuur?
A
verleden-heden-toekomst
B
verklaring
C
doel-middel
D
probleem-oplossing

Slide 34 - Quiz

Welke tekststructuren past bij een uiteenzetting?
A
aspecten
B
argumentatie
C
verklaring
D
probleem-oplossing

Slide 35 - Quiz

Welke tekststructuur past bij een betoog?
A
voor- en nadelen
B
argumentatie
C
aspecten
D
verklaring

Slide 36 - Quiz

Welke tekststructuur past bij een beschouwing?
A
voor- en nadelen
B
argumentatie
C
verleden-heden-toekomst
D
aspecten

Slide 37 - Quiz

Welke tekststructuur kun je bij een uiteenzetting EN bij een beschouwing gebruiken?
A
probleem-oplossing
B
verklaring
C
vraag-antwoord
D
argumentatie

Slide 38 - Quiz

Afsluiting en vooruitblik
Volgende les: woensdag 9 oktober
Huiswerk: Herhalen en leren communicatie 2 t/m 4,
2. Onderwerp en hoofdgedachte, blz 56 t/m 57 in Kern
3. Tekstsoorten, blz 58-59 in Kern
4. Inleiding, kern, slot, blz 60-61 in Kern
Lezen 5. Tekststructuur, blz 62 en 63 in Kern & 
maken opdr. 1-3 (6 oefen je in de les) blz 46-47 en opdr 9-14 blz 48-49
  • Meenemen: LAPTOP, leesboek, schrift, pen, kern-en oefenboek
  • Programma: communicatie 5-6

Slide 39 - Slide