This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 60 min
Items in this lesson
Welkom V5
Slide 1 - Slide
Programma
10 minuten lezen
Herhaling communicatie 2 t/m 5
Afsluiting en vooruitblik
Slide 2 - Slide
Onderwerp, hoofdgedachte en tekstsoorten
Slide 3 - Slide
Wat is het onderwerp van een tekst? Het onderwerp van een tekst...
A
... vertelt in één woord waar de tekst over gaat.
B
... vertelt wat het belangrijkste van de tekst is.
C
... vertelt wat iemand ergens van vindt.
D
... vertelt wat waar of niet waar is.
Slide 4 - Quiz
Wat is het onderwerp van de tekst?
Wat is het onderwerp van de tekst?
A
gevonden pootafdrukken van dino's
B
het Schotse eiland Skye
C
wetenschappers in Schotland
Slide 5 - Quiz
Wat is een hoofdgedachte van een tekst?
A
gedachte uit je hoofd
B
het belangrijkste wat er over het onderwerp gezegd wordt in de tekst
C
samenvatting van een tekst
D
één zin in de tekst
Slide 6 - Quiz
Wat is de hoofdgedachte?
Wat is de hoofdgedachte?
A
Man vindt vogelspin in fruit, dit is vrij uniek.
B
Arnhemmer Bart van den Akker houdt van druiven.
C
Albert Heijn vindt de vondst van een vogelspin uitzonderlijk.
D
De vrouw van Bart van den Akker koopt druiven.
Slide 7 - Quiz
Welke tekstsoort hoort niet in het rijtje thuis?
A
discussiestuk
B
betoog
C
beschouwing
D
uiteenzetting
Slide 8 - Quiz
Noem een voorbeeld van een activerende tekst.
Slide 9 - Mind map
Waar of niet waar? Een activerende tekst lijkt op een overtuigende tekst, maar het gaat een stapje verder: de schrijver wil niet alleen dat je het met hem/haar eens bent, hij/zij wil ook dat je iets (niet) gaat DOEN.
A
waar
B
niet waar
Slide 10 - Quiz
In welke tekstsoort staan voornamelijk feiten?
A
overtuigende tekst
B
beschouwende tekst
C
activerende tekst
D
informerende tekst
Slide 11 - Quiz
Wat is het tekstdoel?
A
informeren
B
amuseren
C
activeren
D
overtuigen
Slide 12 - Quiz
Wat is het tekstdoel?
A
informeren
B
amuseren
C
activeren
D
overtuigen
Slide 13 - Quiz
Wat is het tekstdoel?
A
informeren
B
beschouwen
C
activeren
D
overtuigen
Slide 14 - Quiz
Inleiding, kern, slot en tekststructuren
Slide 15 - Slide
Wat is een functie van de inleiding van een tekst?
A
Onderwerp duidelijk maken
B
Samenvatting van de tekst geven
C
Deelonderwerpen bespreken
D
Een conclusie geven
Slide 16 - Quiz
Wat is een functie van de inleiding van een tekst?
A
Anekdote introduceren
B
Aandacht van de lezer trekken
C
Deelonderwerpen bespreken
D
Een conclusie geven
Slide 17 - Quiz
Uit welk(e) alinea('s) bestaat de inleiding?
A
alinea 1
B
alinea 1 en 2
C
alinea 1, 2 en 3
Slide 18 - Quiz
Wat is de functie van de kern van een tekst?
A
Vat de tekst samen
B
Het onderwerp wordt toegelicht d.m.v. deelonderwerpen
C
De schrijver vertelt zijn mening
D
Meningen van andere worden toegelicht
Slide 19 - Quiz
Wat is een functie van het slot?
A
de centrale vraag stellen
B
je mening geven
C
een samenvatting geven
D
enkele personen introduceren
Slide 20 - Quiz
Wat is een functie van het slot?
A
de centrale vraag stellen
B
je mening geven
C
nieuwe informatie geven
D
een advies geven
Slide 21 - Quiz
Wat is een functie van het slot?
A
een conclusie geven
B
je mening geven
C
nieuwe informatie geven
D
een vraag stellen
Slide 22 - Quiz
A
een advies geven
B
een conclusie geven
C
een samenvatting geven
Slide 23 - Quiz
Wat zijn tekststructuren?
A
logische opeenvolgingen van functies
B
inleiding, middenstuk, slot
C
standpunt, argument
D
anekdote, uitleg, samenvatting
Slide 24 - Quiz
Wat is GEEN tekststructuur?
A
verleden-heden-toekomst
B
verklaring
C
doel-middel
D
probleem-oplossing
Slide 25 - Quiz
Welke tekststructuur kun je bij een uiteenzetting EN bij een beschouwing gebruiken?