nooit, niet meer, niets, nog niet
je suis malade
ik ben ziek elle est maladeje ne suis pas malade ik ben niet ziek elle n'est pas..
je ne suis jamais malade ik ben nooit ziek
je ne suis plus malade ik ben niet meer ziek
je ne suis pas encore malade ik ben nog niet ziek
je ne mange rien ik eet niets