Thema 11 B2 Transportsystemen bij dieren

Thema 11

Transport


B2
Transportsystemen bij dieren
1 / 30
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Thema 11

Transport


B2
Transportsystemen bij dieren

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Video

Zij bevatten hemoglobine
A
Bloedplasma
B
Rode bloedcellen
C
Witte bloedcellen
D
Bloedplaatjes

Slide 3 - Quiz

..... is het hormoon dat de aanmaak van rode bloedcellen stimuleert, ...... is het eiwit wat meehelpt in de bloedstolling.
A
EPO - Hemoglobine
B
Fibrinogeen - Ijzeratomen
C
Rode beenmerg - EPO
D
EPO - Fibrinogeen

Slide 4 - Quiz

Wat weet je over bloedplasma?
A
Bestaat vooral uit eiwit
B
vervoert vooral zuurstof
C
vervoert voedingsstoffen
D
bestaat uit delen uiteengevallen cellen

Slide 5 - Quiz

Wat klopt over rode bloedcellen?
A
Geen celkern vervoert zuurstof
B
Geen vaste vorm vervoert zuurstof
C
Wel celkern vervoert CO2
D
Wel vaste vorm vervoert CO2

Slide 6 - Quiz

Welke bloedbestanddelen zorgen voor een korstje op een wond?
A
Rode bloedcellen
B
Bloedplaatjes
C
Witte bloedcellen
D
Bloedplaatjes en plasmaeiwitten

Slide 7 - Quiz

Bloedstolsel

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide


A
alleen de bloedplaatjes
B
alleen de rode bloedcellen
C
alleen de witte bloedcellen
D
bloedplaatjes, rode bloedcellen, witte bloedcellen

Slide 10 - Quiz

Leerdoelen B2

11.2.1 Je kunt de verschillende transportsystemen bij dieren herkennen.

11.2.2 Je kunt de functies van een bloedsomloop benoemen.

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Video

Slide 13 - Video

Eencellige organismen
  • Lichaamscel staat direct in verbinding met het uitwendige milieu
  • Stoffen kunnen direct opgenomen worden en afgegeven worden aan milieu
  • Zuurstof en koolstofdioxide door diffusie
  • Voedingsstoffen door middel van diffusie of fagocytose
  • Afvalstoffen kwijt door middel van diffusie of exocytose

Slide 14 - Slide

Circulatiesystemen dieren
  • Circulair transport: een vloeistof met opgeloste stoffen stroomt rond
  • Geleedpotigen hebben open circulatiesysteem
  • Gewervelde dieren hebben bloedsomloop
  • Gesloten systeem: bloed is gescheiden van andere lichaamsvloeistoffen
  • Transport door bloedvaten heen en hart is de pomp
  • Effectiever voor grotere afstanden


Slide 15 - Slide

Enkelvoudige bloedsomloop
Dubbele bloedsomloop

Slide 16 - Slide

Maak opdracht 12 en 13

Slide 17 - Slide

Enkele bloedsomloop

  • Enkelvoudige bloedsomloop: per omloop stroomt het bloed één keer door het hart.
  • Hart van vis bestaat uit één boezem en één kamer
  • Hart pompt bloed naar kieuwen, daarna stroomt bloed verder naar organen


Slide 18 - Slide

Dubbele bloedsomloop
  • Per omloop stroomt het bloed twee keer door het hart 
  • Er is sprake van een linkerharthelft en een rechterharthelft (zie ook dat dit bij jezelf links/rechts is!)
  • Kleine en grote bloedsomloop 
  • Functies:
      - Transporteren van stoffen:   
         bouw- en brandstoffen, afval-  
         stoffen, signaal-en afweerstoffen
      - Verdeling warmte 

Slide 19 - Slide

Bloedsomloop bij andere gewervelden

Slide 20 - Slide

Samenvattend

Slide 21 - Slide

Huiswerk
  • Maak opdracht 14 t/m 19

  • Oefen de Flitskaarten en controleer de leerdoelen 
van B2 met de Test Jezelf

Klaar?
  • Neem de Context 'Octopus' door en 
maak opdracht 20

Slide 22 - Slide

Lesafsluiter B2
11.2.1 Je kunt de verschillende transportsystemen bij dieren herkennen.

11.2.2 Je kunt de functies van een bloedsomloop benoemen.






Slide 23 - Slide

Wat is het voordeel van een gesloten circulatiesysteem vs een open circulatie systeem?
A
er is geen voordeel
B
transport van stoffen is effectiever
C
transport over langere afstand mogelijk
D
transport effectiever en over langere afstand mogelijk

Slide 24 - Quiz

open bloedsomloop
gesloten bloedsomloop

Slide 25 - Drag question

Sleep debijpassende bloedsomloop naar de juiste omschrijving. (je hoeft ze niet allemaal te gebruiken)
Het bloed stroomt alleen in bloedvaten. Een echt hart ontbreekt.
Het bloed stroomt door een hart met 1 boezem en 1 kamer
Enkelvoudige bloedsomloop
Gesloten bloedsomloop
Dubbele bloedsomloop
Open bloedsomloop

Slide 26 - Drag question

Zuurstofarm -
kleine bloedsomloop
Zuurstofrijk -
grote bloedsomloop
Zuurstofrijk -
kleine bloedsomloop
Zuurstofarm -
grote bloedsomloop

Slide 27 - Drag question

Welke functies hebben de bloedsomlopen?
Grote Bloedsomloop
Kleine bloedsomloop
Zuurstof afgeven aan cellen
Zuurstof opnemen in het bloed
koolstofdioxide afgeven aan de longen
koolstofdioxide opnemen in het bloed

Slide 28 - Drag question

Benoem een verschil tussen de bloedsomloop van een kikker en dat van een mens. Welke bloedsomloop is efficiënter?

Slide 29 - Open question

Noem een nadeel van een enkelvoudige bloedsomloop t.o.v. een dubbele bloedsomloop.

Slide 30 - Open question