Form/Stijl P3 les 2

Formuleren en Stijl 
1 / 23
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 1

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Formuleren en Stijl 

Slide 1 - Slide

Het boek ... ik heb gelezen, staat in de top 10.
A
die
B
dat
C
wat

Slide 2 - Quiz

De fiets ... ik heb gekregen, heb ik nooit gebruikt.
A
die
B
dat
C
wat

Slide 3 - Quiz

Er zit een fout in het systeem ... ik niet kan herstellen.
A
die
B
dat
C
wat

Slide 4 - Quiz

Liegen is iets ... ik nooit zal doen.
A
die
B
dat
C
wat

Slide 5 - Quiz

Dat is de broek ... ik heel graag wil.
A
die
B
dat
C
wat

Slide 6 - Quiz

Dat is het leukste ... er is.
A
die
B
dat
C
wat

Slide 7 - Quiz

Hun/ zij?
Hun’ geeft een bezit aan. Met ‘zij’ verwijs je naar personen. 

- Zij zeggen dat presenteren leuk is. 
- Hun examens zijn afgelopen week nagekeken. 

Slide 8 - Slide

Mark en Amy treden af als bestuurslid. ..... zijn niet herkiesbaar.
A
Zij
B
Ze
C
Hen
D
Hun

Slide 9 - Quiz

De voorzitter bedankt de aanwezige leden voor ... komst.
A
Zij
B
Ze
C
Hun
D
Hen

Slide 10 - Quiz

Zij, hen, hun?
Als je verwijst naar personen: zij

Je gebruikt hen
  • na een voorzetsel
  • als lijdend voorwerp
Je gebruikt hun
  • om een bezit aan te geven
  • als meewerkend voorwerp zonder voorzetsel

Slide 11 - Slide

Volgens... is mijn stage juist uitstekend verlopen.
A
Zij
B
Ze
C
Hun
D
Hen

Slide 12 - Quiz

Maak jij de notulen? ... moeten morgenmiddag verstuurd worden.
A
Zij
B
Ze
C
Hun
D
Hen

Slide 13 - Quiz

Om twee uur gaat ... trein. Breng jij ... weg?
A
hun - hun
B
hen - hen
C
Hun - hen
D
hun - ze

Slide 14 - Quiz

Het bedrijf levert ... niet alleen het plantmateriaal, maar ook technische assistentie.
A
Zij
B
Ze
C
Hun
D
Hen

Slide 15 - Quiz

Signaalwoorden
- Opsomming: ten eerste, ten tweede, tot slot, om te beginnen, daarna, vervolgens, verder, daarnaast
- Tegenstelling: echter, maar, daarentegen, daar staat tegenover, aan de ene kant, aan de andere kant, integendeel
- Tijd: eerst, dan, daarna uiteindelijk, eens, toen, vroeger, nu, later
- Toelichting of voorbeeld: bijvoorbeeld, zo, zoals, neem nou
- Oorzaak- gevolg: waardoor, ten gevolge van, op grond van
- Reden of argument: daarom, omdat, want, daardoor
- Samenvatting: kortom, samengevat, al met al
- Conclusie: dus, concluderend, al met al, kortom





Slide 16 - Slide

‘Ik ben een geschikte kandidaat voor deze functie. Ik ben sociaal, ik heb een open houding en sta stevig in mijn schoenen. Ik ben altijd bereid om mij volledig in te zetten. Hierbij is een effectieve en efficiënte samenwerking met collega’s van belang. Ik ben te typeren als leergierig, aanpassend, flexibel, stressbestendig en zelfstandig. Ik beschik over hoge mate van inzet en verantwoordelijkheid. Ik ben nauwkeurig in mijn handelingen, waarbij ik doelgericht werk. Ik heb mijn basisaantekening psychodiagnostiek behaald. Ik heb een breed referentiekader ontwikkeld, met oog voor verschillende culturen. Het motiveert mij absoluut om een bijdrage te leveren aan de samenleving waarin wij allen participeren.’

Slide 17 - Slide

‘Ik ben een geschikte kandidaat voor deze functie. Ik ben sociaal, ik heb een open houding en sta stevig in mijn schoenen. Ook ben ik altijd bereid om mij volledig in te zetten. Hierbij is een effectieve en efficiënte samenwerking met collega’s van belang. Ik ben te typeren als leergierig, aanpassend, flexibel, stressbestendig en zelfstandig persoon. Daarnaast beschik ik over hoge mate van inzet en verantwoordelijkheid. Ik ben nauwkeurig in mijn handelingen, waarbij ik doelgericht werk. Tevens heb ik mijn basisaantekening psychodiagnostiek behaald. Ik heb een breed referentiekader ontwikkeld, met oog voor verschillende culturen. Het motiveert mij absoluut om een bijdrage te leveren aan de samenleving waarin wij allen participeren.’


Slide 18 - Slide

Wat is de opbouw van een tekst?

Slide 19 - Open question

Inleiding - middenstuk - slot
Signaalzinnen brengen structuur en helpen de lezer de tekst te begrijpen.

‘In deze brief leg ik uit waarom ik graag stage wil lopen bij…..’
‘Hieronder zal ik de opdrachten kort toelichten.’ 

Slide 20 - Slide

Maak 1.2 en 1.3 van FORM1 (2F)

1.2 Signaalwoorden
1.3 Opbouw van je tekst 

Slide 21 - Slide

Klaar met 1.2 en 1.3?
Bekijk je sollicitatiebrief van periode 1 en kijk kritisch naar je opbouw. Klopt je inleiding, middenstuk en slot? Herschrijf je brief en noteer zo nodig signaalzinnen en signaalwoorden. 

Slide 22 - Slide

De kudde schapen worden/wordt komende zomer op drie kampeerterreinen ingezet.
A
worden
B
wordt

Slide 23 - Quiz