Oefentoets elektriciteit

Oefentoets elektriciteit

 hoofdstuk  6 ( M2C the champions)
1 / 20
next
Slide 1: Slide
NatuurkundeMiddelbare schoolvmbo k, tLeerjaar 2

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Oefentoets elektriciteit

 hoofdstuk  6 ( M2C the champions)

Slide 1 - Slide

Welk antwoord is GEEN spanningsbron?
A
schakelaar
B
batterij
C
dynamo
D
generator

Slide 2 - Quiz

Hoe heet een stof die elektrische stroom niet door laat?
A
isolator
B
koper
C
halfgeleider
D
geleider

Slide 3 - Quiz

Wat is een voorbeeld van een geleider?
A
pvc (plastic)
B
rubber
C
glas
D
koper

Slide 4 - Quiz

Als de schakelaar uit staat is er sprake van.......
A
een open stroomkring
B
een lamp die blijft branden
C
een gesloten stroomkring
D
kortsluiting

Slide 5 - Quiz

Wat is een voorbeeld van een isolator?
A
zout water
B
koper
C
rubber
D
koolstof

Slide 6 - Quiz

Elk onderdeel in een stroomkring heeft een eigen functie. Wat is de functie van de batterij?
A
levert energie
B
meet de energie in een stroomkring
C
vervoert energie
D
zet energie om in warmte

Slide 7 - Quiz

Vier batterijen van 6 V worden in serie geschakeld. Dit levert een spanning op van:
A
1,5V
B
6V
C
12V
D
24V

Slide 8 - Quiz

Jeroen sluit een lampje van 3V op een spanningsbron van 12V. Wat gebeurt er?
A
lampje zal doorbranden
B
lampje zal fel branden
C
lampje zal niet branden
D
lampje zal zwak branden

Slide 9 - Quiz

Welk symbolen zijn hier weergegeven?
A
Dynamo, schakelaar en een lamp
B
Batterij, schakelaar en een lamp
C
Batterij, weerstand en een lamp
D
Batterij, schakelaar en een motor

Slide 10 - Quiz

Op welke manier zijn
deze 5 lampen geschakeld?
A
serie
B
parallel
C
gekruist
D
gegroepeerd

Slide 11 - Quiz

Welke uitspraken over deze schakelingen is waar?
A
Het zijn allebei parallel schakelingen
B
Het zijn allebei serieschakelingen
C
bovenste is parallel en onderste is serie
D
bovenste is serie en onderste is parallel

Slide 12 - Quiz

In deze schakeling draait Carlinde lampje 2 los. Wat gebeurt er met de andere lampjes?
A
lampje 1 gaat uit en 3 blijft branden
B
lampje 1 blijft branden en 3 gaat uit
C
lampje 1 en 3 blijven branden
D
lampje 1 en 3 gaan allebei uit

Slide 13 - Quiz

Welke uitspraak over een parallelschakeling is waar?
A
branden alle lampjes of zijn alle lampjes uit
B
de stroomsterkte is overal evengroot
C
er komen geen vertakkingen voor
D
je kunt elk lampje afzonderlijk aan zetten

Slide 14 - Quiz

Welk antwoord is juist?
A
Als bij de linker schakeling 1 lamp stuk gaat blijven de andere lampen branden
B
Als bij de rechter schakeling 1 lamp stuk gaat blijven de andere lampen branden
C
Als bij de linker schakeling 2 lampen stuk gaat blijven de andere lampen branden
D
Als bij de rechter schakeling 1 lamp stuk gaat gaan de andere lampen uit

Slide 15 - Quiz

Hoe hoog is de spanning in huis?
A
230 V
B
12 V
C
9 V
D
1,5 V

Slide 16 - Quiz

De hoeveelheid elektrische energie die een apparaat per seconde verbruikt noem je:
A
Stroom
B
Spanning
C
Vermogen
D
Energie

Slide 17 - Quiz

Energieverbruik (kwh)
= vermogen (kw) x tijd (h)
A
Waar
B
Niet waar

Slide 18 - Quiz

Een tv met een vermogen van 1,5kW staat 4 uur aan. Hoeveel energie is er verbruikt?
A
1,5kWh
B
6 kWh
C
4 kWh
D
20 kWh

Slide 19 - Quiz

De tv heeft dus 6 kWh verbruikt. Per kWh betaal je € 0,25. Hoeveel kost het om de tv aan te laten staan?
A
€ 0,25
B
€ 6,00
C
€ 1,50
D
€ 80,00

Slide 20 - Quiz