H8.3 Samenwerken is slimmer

Welkom!
Inloggen LessonUp en boek op tafel.
1 / 20
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 90 min

Items in this lesson

Welkom!
Inloggen LessonUp en boek op tafel.

Slide 1 - Slide

Leerdoelen
Je leert:
  • Hoe de Europese Unie de handel tussen de lidstaten bevordert.
  • Wat de in de EU bedoeld wordt met de interne markt.
  • Wat voor gevolgen een verandering van de wisselkoers heeft.
  • Welke voordelen de euro heeft.

Slide 2 - Slide

Voel jij je meer Nederlander of Europeaan?
Nederlander
Europeaan

Slide 3 - Poll

Slide 4 - Video

Europese Unie in 2020
Nu zijn er

Slide 5 - Slide

EU
Nederland is lid van de Europese Unie (EU). Nederland is één van de lidstaten.
De Europese Unie (EU) heeft als belangrijkste doel dat alle landen binnen de EU samenwerken op economisch gebied.


Binnen de EU zijn de economische grenzen vervallen, waardoor de lidstaten samen een interne markt vormen. Dat is goed voor de onderlinge handel.






Slide 6 - Slide

EU = Europese Unie:
  • gemeenschappelijke regels (harmonisatie  -->  eerlijke concurrentie)
  • vrijhandel (de EU heeft een interne markt)

Vrij verkeer van:
  • goederen  en diensten (vrijhandel)
  • personen (je mag in elk EU land wonen, werken en studeren)
  • kapitaal (je kunt geld op een rekening in een ander EU-land zetten)

Slide 7 - Slide

Juist of onjuist?
In alle landen van Europa kun je
met de euro betalen.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 8 - Quiz

Juist of onjuist?
De landen waar je met de euro kunt betalen, vormen samen de eurozone.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 9 - Quiz

EMU = Europese Monetaire Unie
De Europese Monetaire Unie (eurozone) bestaat uit de landen binnen de EU die de euro hebben ingevoerd.

De Europese Centrale Bank let er op dat de euro zijn waarde behoudt.

Slide 10 - Slide

EMU = donker blauw
EU= kleur

Slide 11 - Slide

Zelfstandig werken
Maken opdracht 2 t/m 6. Blz. 228 en 229. Klaar? Ga je verder met de herhalingsopdrachten of plusopdrachten of rekenopdrachten. 

Verwachtingen:
  • Je overlegt stemloos.
  • Je steekt je hand op als je iets wilt vragen/ zeggen. 

Slide 12 - Slide

De Wisselkoers
De wisselkoers is de prijs van een munt uitgedrukt in een andere munt. 
Een wisselkoers van bijvoorbeeld 1,33 dollar voor 1 euro betekent dat 1,33 Amerikaanse dollars evenveel waard zijn als één euro en dat één dollar een waarde heeft van 75 eurocent.

Slide 13 - Slide

Bij een stijging van de wisselkoers van buitenlands geld:
=  De prijs van de dollar, pond, yen enz. gaat omhoog, dan
  • kost import meer = stijgende importprijzen = dalende import
  • betalen consumenten meer voor geïmporteerde producten
  • dalen de exportprijzen (de € is voor andere landen goedkoper geworden

       --> verbetering concurrentiepositie EMU-landen)

  • brengt export meer op = stijgende export = stijgende werkgelegenheid

Voorbeeld:  $1 = € 0,88 --> $1 = € 0,92




Slide 14 - Slide

Als de koers van de dollar ten opzichte van de euro daalt, is dat:
A
Gunstig voor de onze export, onze producten zijn voor de Amerikanen goedkoper geworden.
B
ongunstig voor onze export, want onze producten worden voor de Amerikanen duurder om te kopen.
C
niet van invloed op de Nederlandse export, want de Amerikanen betalen in dollars.

Slide 15 - Quiz

Wat zijn vreemde valuta?
A
Buitenlands geld
B
Wisselkoers
C
Provisiekosten
D
Euro's

Slide 16 - Quiz

Als de waarde van een euro gisteren
1 dollar was is en nu 1,30 dollar, dan is de wisselkoers van de euro:
A
gestegen
B
gedaald

Slide 17 - Quiz

Als de wisselkoers van de euro stijgt:
A
verbetert onze concurrentiepositie
B
verslechtert onze concurrentiepositie
C
verandert onze concurrentiepositie niet

Slide 18 - Quiz

Leerdoelen
Je hebt geleerd:
  • Hoe de Europese Unie de handel tussen de lidstaten bevordert.
  • Wat de in de EU bedoeld wordt met de interne markt.
  • Wat voor gevolgen een verandering van de wisselkoers heeft.
  • Welke voordelen de euro heeft.

Slide 19 - Slide

Zelfstandig werken
Maken opdracht 2 t/m 12. Blz. 228 t/m 231. 
Klaar? Ga je verder met de herhalingsopdrachten of plusopdrachten of rekenopdrachten. 


Slide 20 - Slide