Doe je schrift open zodat ik het huiswerk kan zien.
Log alvast in op jouw iPad in deze lessonup.
timer
3:00
1 / 34
next
Slide 1: Slide
WiskundeMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3
This lesson contains 34 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
Hey!
Goed dat je er bent!
Pak jouw spullen alvast:
Doe je schrift open zodat ik het huiswerk kan zien.
Log alvast in op jouw iPad in deze lessonup.
timer
3:00
Slide 1 - Slide
Herhalen hoofdstuk 4
Slide 2 - Slide
Paragraaf 4.1 Tijdsmaten
- Ik kan een wijzerklok aflezen
- Ik kan een digitale klok aflezen
- Ik kan een tijd in een wijzerklok tekenen
- Ik kan een tijd in een digitale klok zetten
- Ik ken het schema van tijdsmaten uit mijn hoofd en kan er mee rekenen.
Slide 3 - Slide
Schema tijdsmaten
1 etmaal = 24 uur
1 jaar = 365 dagen of 366 dagen
1 jaar = 52 weken
1 kwartaal = 3 maanden
1 decennium = 10 jaar
1 eeuw = 100 jaar
1 millennium = 1000 jaar
Slide 4 - Slide
12-uur klok
Slide 5 - Slide
24-uur klok
Slide 6 - Slide
Hoe laat is het op deze klok?
A
12:00
B
02:00
C
14:00
D
16:00
Slide 7 - Quiz
Kwart voor 6 's morgens. Welke is juist?
A
06:15
B
05:45
C
18:15
D
17:45
Slide 8 - Quiz
18:55
03:12
14:10
16:39
Slide 9 - Drag question
Paragraaf 4.2 Tijden omrekenen
- Ik kan tijden omrekenen (bijvoorbeeld uren naar minuten ed.)
- Dit doe ik aan de hand van onderstaand schema
Slide 10 - Slide
2 uur = ....... minuten
A
100
B
60
C
30
D
120
Slide 11 - Quiz
5 minuten = ........ seconden.
A
500
B
300
C
100
D
400
Slide 12 - Quiz
2 uur en 25 min= ........ min
A
145
B
125
C
135
D
225
Slide 13 - Quiz
Ik vertrek om 10:40. Mijn reistijd duurt 2 uur en 30 min. Hoe laat kom ik aan op bestemming?
A
12:10
B
12:50
C
13:50
D
13:10
Slide 14 - Quiz
Ik vertrek om 06:35. Mijn aankomst is 08:25. Wat is mijn reistijd?
A
2 uur en 10 min
B
1 uur en 50 min
C
1 uur en 10 min
D
2 uur en 50 min
Slide 15 - Quiz
Slide 16 - Slide
1 jaar = ...... weken
A
365
B
12
C
52
D
366
Slide 17 - Quiz
Ik ben geboren op 13-07-1995. Hoe oud ben ik? ..... jaar en ..... maanden en ...... dagen.
Slide 18 - Open question
Paragraaf 4.3 Afronden
- Ik kan afronden op veelvouden van 5 cent.
- Ik kan zinvol afronden, afhankelijk van de situatie weet ik of ik naar boven of naar beneden moet afronden.
Slide 19 - Slide
Afronden op veelvouden van 5 cent
Slide 20 - Slide
Zinvol afronden
Slide 21 - Slide
Je moet aan de kassa 10,78 betalen. Je betaald contant. Welk bedrag moet je dan betalen?
Slide 22 - Open question
Je wilt nieuwe potloden kopen voor wiskunde. één potlood kost €1,10 Je hebt 4 euro. Hoeveel potloden kun je kopen?
A
3 potloden
B
4 potloden
Slide 23 - Quiz
Paragraaf 4.4 Grote getallen
- Ik kan grote getallen in woorden opschrijven (hieronder een voorbeeld)
- Ik kan in woorden geschreven getallen omschrijven naar in cijfers geschreven.
Slide 24 - Slide
Grote getallen in woorden
Slide 25 - Slide
rond af op 1000 tal. 982346
A
100000
B
982400
C
982500
D
982300
Slide 26 - Quiz
Schrijf in getal: Viermiljoen vijfhonderdzestigduizend vierhonderdtachtig
Slide 27 - Open question
In 2017 hebben Nederlanders €2.893.540.000,- gegeven aan de goede doelen. Vul in: De opbrengst in 2017 is bijna ....... miljard
Slide 28 - Open question
Er is 15.494.000 euro opgehaald voor het goede doel. Ligt dit bedrag dichter bij de 15 of de 15,5 miljoen?
A
15 miljoen
B
15,5 miljoen
Slide 29 - Quiz
Paragraaf 4.5 Rekenen met grote getallen
- Je kent het schema hieronder.
- Je kunt een kwart, helft of driekwart van een groot getal berekenen.
Slide 30 - Slide
Wat is de helft van 100?
Slide 31 - Open question
Wat is driekwart van 100?
Slide 32 - Open question
Elke dag worden er 68 miljoen bestellingen geplaatst bij McDonald's Dit gebeurt in 37 241 restaurants. Bereken het gemiddelde aantal bestellingen van één restaurant