3HV week 43

Leg op tafel



- Tekstboek
- Werkboek
- schrift aantekeningen/ opdrachten
- schrift FIP
- etui 
Check-in


Vrai ou faux?

Ik zou de proef volgende week opnieuw willen maken.

1 / 36
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

This lesson contains 36 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Leg op tafel



- Tekstboek
- Werkboek
- schrift aantekeningen/ opdrachten
- schrift FIP
- etui 
Check-in


Vrai ou faux?

Ik zou de proef volgende week opnieuw willen maken.

Slide 1 - Slide

Le programme
1) Placemat: Frans Periode 2

2) Herhalen, oefenen Proef 1

3) Lezen en luisteren; zie Magister

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Periode 2
1) Wat wil je leren?
2) Wat wil je kunnen?
3) Hoe wil je leren?
4) Hoe ziet het lesmateriaal eruit
5) Hoe ziet het bewijs eruit
6) Hoe ziet je proef eruit?

Slide 4 - Slide

Les objectifs
Aan het eind van deze les weet je meer over:
- de ontkenning
-de imparfait (verleden tijd), 
- het aanwijzend voornaamwoord  
- de vergrotende trap
- heb je je woordenschat vergroot met een luisteropdracht en een leesopdracht





- Unité 1 TB p.106


- L'imparfait TB p.18
- Les comparatifs TB p.18
- Le pronom démonstratif TB p.19
- La négation TB p.19





UITLEG aanwijzend voornaamwoord in het Frans - YouTube

UITLEG aanwijzend voornaamwoord in het Frans - YouTube

UITLEG de imparfait in het Frans - YouTube

Naar cijferinvoer 

Slide 5 - Slide

De ontkenning in het Frans

Slide 6 - Slide

Wat is de correcte ontkenning van de volgende zin?
Sophie a un chat. (nog niet)
A
Sophie n'a pas encore de chat.
B
Sophie n'a rien de chat.
C
Sophie ne a pas encore de chat.
D
Sophie n'a jamais un chat.

Slide 7 - Quiz

Wat is de plaats van de ontkenning
A
om het werkwoord
B
voor het werkwoord
C
om de persoonsvorm
D
achter het werkwoord

Slide 8 - Quiz


Maak ontkennend:
Ils vont à la plage. 
A
Ils n'vont pas à la plage.
B
Ils ne vont pas à la plage.
C
Ils ne pas vont à la plage.

Slide 9 - Quiz

Wat gebeurt er bij de ontkenning van c'est?
A
C'est ne pas
B
Ne c'est pas
C
Ce n'est pas
D
Ce ne pas est

Slide 10 - Quiz


Leerdoel 1: ik kan de ontkenning gebruiken.
A
Ik ben er nog niet mee bezig geweest.
B
Ik beheers het nog niet, maar ben ermee bezig.
C
Ik beheers alle doelen al.
D
Ik beheers het deels, maar heb nog extra tijd nodig.

Slide 11 - Quiz

Na een ontkenning of een woord van hoeveelheid krijg je altijd
A
la
B
le/l'
C
de/d'
D
des

Slide 12 - Quiz

Vertaal: Je......bois .......de coca (niet meer)
A
je ne bois pas le coca
B
je ne bois plus de coca
C
je ne bois pas de coca
D
je ne bois pas encore de coca

Slide 13 - Quiz

onderwerp
stam
uitgang
vertaling
je/j'
habit
ais
ik woonde
tu
habit
ais
jij woonde
il/elle
habit
ait
hij/zij woonde
nous
habit
ions
wij woonden
vous
habit
iez
jullie woonden/u woonde
ils/elles
habit
aient
zij woonden

Slide 14 - Slide

werkwoord
nous-vorm présent
stam imparfait
parler
nous parlons
parl
finir
nous finissons
finiss
avoir
nous avons
av
être
ét
faire
nous faisons
fais
aller
nous allons
all
vouloir
nous voulons
voul
pouvoir
nous pouvons
pouv

Slide 15 - Slide

Koppel de persoonlijke voornaamwoorden aan het juiste werkwoord.
avait
parlais
habitions
faisaient
étais
achetiez
tu
nous
ils
vous
il
je

Slide 16 - Drag question

Goed vervoegd?
j'avais
A
B

Slide 17 - Quiz

Goed vervoegd?
vous étions
A
B

Slide 18 - Quiz

Goed vervoegd?
ils parlaient
A
B

Slide 19 - Quiz

Goed vervoegd?
elle allais
A
B

Slide 20 - Quiz

de trappen van vergelijking

Slide 21 - Slide

om dingen/mensen met elkaar te vergelijken 
gebruik je de trappen van vergelijking





Nummer 1 is groot, nummer 2 is groter, nummer 3 is het grootst

Slide 22 - Slide

Paul heeft geld. Jean heeft meer geld. Luc heeft het meeste geld

Slide 23 - Slide

Hoe doe je dat in het Frans?

Slide 24 - Slide

Slide 25 - Slide

le positif= de stellende trap:

je gebruikt het bijvoeglijk naamwoord

Slide 26 - Slide

Slide 27 - Slide

Slide 28 - Slide

encore 2 exemples:

Slide 29 - Slide

Slide 30 - Slide

Slide 31 - Slide


Aanwijzend voornaamwoord
Les déterminants démonstratifs

Slide 32 - Slide

Slide 33 - Video

Au travail!

 1) Proeftoets magister

 2) opdrachten maken werkboek + nakijken
- ontkenning: 2, 3, 4 blz. 7/8
- imparfait: 8, 9, 10, 11, 12 blz. 10/11
- aanwijzend voornaamwoord: 5, 6, 7 blz. 15
- comparaisons: 2, 3, 4 blz. 13/14
                                               

                                                  

Slide 34 - Slide

Les objectifs
Aan het eind van deze les:

- Kun je de verleden tijd maken in het Frans
- Heb je geleerd hoe je 2 dingen met elkaar kunt vergelijken
- Ken je de verschillende aanwijzende voornaamwoorden
- Ben je beter voorbereid op je eerste Proef
- Staan er 5 nieuwe woorden in je FIP schrift


 

Slide 35 - Slide

Tips & tops

- Welke tip & top geef je jezelf?

- Welke tip & top heb je voor de docent?

Slide 36 - Slide