Cursus 4 - kennisquiz week 1 t/m 4

06-06-24
Medicatiebewaking
NSAID’s + serotonergwerkende middelen  
1 / 14
next
Slide 1: Slide
assistenten in de gezondheidszorgMBOStudiejaar 1

This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

06-06-24
Medicatiebewaking
NSAID’s + serotonergwerkende middelen  

Slide 1 - Slide

Wat vond je lastig aan jouw huiswerk?
timer
1:00

Slide 2 - Open question

Welke van deze medicijnen is een SSRI?
A
Citalopram
B
Amitriptyline
C
Mirtazapine
D
Moclobemide

Slide 3 - Quiz

Van welke neurotransmitter (signaalstof) verhogen SSRI's de concentratie in de hersenen?
A
noradrenaline
B
dopamine
C
serotonine
D
acetylcholine

Slide 4 - Quiz

Noem een van de TCA's (tricyclische antidepressiva)

Slide 5 - Open question

Welke van deze medicijnen is een MAO-remmer (meerdere antwoorden goed)?
A
Moclobemide
B
Tranylcypromine
C
Duloxetine
D
Paroxetine

Slide 6 - Quiz

Voor welk van deze geneesmiddelgroepen is een recent acuut myocardinfarct (hartaanval) een contra-indicatie?
A
SSRI's
B
TCA's
C
MAO-remmers
D
Overige antidepressiva

Slide 7 - Quiz

Lithium is een veel gebruikt medicijn bij behandeling van een bipolaire stoornis. Welk medicijn kan ook als onderhoudsbehandeling gebruikt worden?
A
Natriumvalproaat/valproïnezuur
B
Carbamazepine
C
Metoprolol
D
Omeprazol

Slide 8 - Quiz

Welk van deze medicijnen kan een interactie hebben met lithium (meerdere antwoorden mogelijk)?
A
Thiazidediuretica, bijv. hydrochloorthiazide
B
NSAID's, bijv. diclofenac, ibuprofen
C
RAAS-remmers, bijv. lisinopril, losartan

Slide 9 - Quiz

Welk van deze geneesmiddelen is een klassiek antipsychoticum (meerdere antwoorden goed)?
A
haloperidol
B
clozapine
C
zuclopentixol
D
risperidon

Slide 10 - Quiz

Welk van deze geneesmiddelen is een atypisch antipsychoticum?
A
quetiapine
B
clomipramine
C
paroxetine
D
mirtazapine

Slide 11 - Quiz

Waarom moet bij het gebruik van clozapine de samenstelling van het bloed worden gecontroleerd?
A
Vanwege risico op de ernstige bijwerking agranulocytose
B
Vanwege een mogelijk tekort aan natrium
C
Vanwege kans op verhoogd kalium
D
Vanwege mogelijk acute achteruitgang van de nierfunctie

Slide 12 - Quiz

Ciprofloxacine heeft een interactie met calcium. Hoe kun je dit oplossen?
A
Stop calcium tijdelijk
B
Kies een ander antibioticum
C
Neem ciprofloxacine ten minste 2 uur voor of 4 uur na calcium in

Slide 13 - Quiz

Lithium heeft een interactie met NSAID's. Wat gebeurt er met de hoeveelheid lithium in het bloed?
A
Gaat omhoog
B
Gaat omlaag

Slide 14 - Quiz