ABR7 10.06.2024

Welkom!
10.06.2024
1 / 34
next
Slide 1: Slide
AndersMBOStudiejaar 1

This lesson contains 34 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 180 min

Items in this lesson

Welkom!
10.06.2024

Slide 1 - Slide

Planning
- Terugblik 
- 7.3
- 7.4 
- 7.5
- Afsluiting 

Slide 2 - Slide

Terugblik
- Huiswerk!?
- Vragen? 
- Inzage toets H6

Slide 3 - Slide

7.3
Nieuwe woorden:
- het verkeer
- de regel, regels
- de kilometer
- rijden
- de snelweg
- het fietspad

Slide 4 - Slide

7.3
Nieuwe woorden:
- de weg
- Let op!
- het zebrapad
- het stoplicht
- stoppen
- het bord, de borden

Slide 5 - Slide

7.3 
  • Klassikaal: opdr. 15
  • Maak opdr. 16 en 17 zelfstandig
  • Bespreken
  • Samen luisteren: opdr. 18 en 19
  • Maak opdr. 20 en 21 zelfstandig 
  • Bespreken

Slide 6 - Slide

7.3
  • Stelling: waar of niet waar?
  • Praat samen (werkblad 7.3b)

Slide 7 - Slide

7.4 (kunnen/mogen)
Nieuwe werkwoorden: 
  • kunnen
  • mogen
  • betekenis?
  • Bekijk de video

Slide 8 - Slide

Kunnen 
Mogen

Slide 9 - Slide

ik
kan
jij 
kan/kunt
kan/kun jij?
kan/kunt
kan/kunt u?
hij/zij
kan
wij
kunnen
jullie
kunnen
zij
kunnen

Slide 10 - Slide

ik
mag
jij 
mag
mag jij?
mag
mag u?
hij/zij
mag
wij
mogen
jullie
mogen
zij
mogen

Slide 11 - Slide

Kunnen
Voorbeeldzinnen:
1. Kan jij goed volleybal spelen?
2. Hij kan niet afspreken vandaag. 
3. Jullie kunnen de boeken ophalen. 
4. Zij kunnen goed pianospelen. 

Slide 12 - Slide

Mogen
Voorbeeldzinnen:
1. Zij mag op school geen telefoon gebruiken.
2. Wij mogen eerder naar huis gaan. 
3. U mag hier niet parkeren. 
4. Ik mag nieuwe schoenen kopen.

Slide 13 - Slide

Kunnen
Wij ..... goed voetballen.
A
kun
B
kan
C
kunnen

Slide 14 - Quiz

Kunnen
Tom ..... autorijden.
A
kunt
B
kan
C
kunnen

Slide 15 - Quiz

Kunnen
..... ik een afspraak maken?
A
Kunnen
B
Kunt
C
Kan

Slide 16 - Quiz

Kunnen
Jij ...... een pakketje ophalen.
A
kunt
B
kunnen
C
kan

Slide 17 - Quiz

Kunnen
...... jij je boek morgen meenemen?
A
Kun
B
Kan
C
Kunnen
D
Kunt

Slide 18 - Quiz

Mogen
Evelien ..... naar huis gaan.
A
mogen
B
mag

Slide 19 - Quiz

Mogen
........ jij autorijden?
A
Mag
B
Mogen

Slide 20 - Quiz

Mogen
Ik ..... een nieuwe telefoon kiezen.
A
mogen
B
mag

Slide 21 - Quiz

Mogen
Wij ..... hier niet roken.
A
mogen
B
mag

Slide 22 - Quiz

Mogen
Jullie ..... je tas inpakken.
A
mag
B
mogen

Slide 23 - Quiz

7.4
  • Klassikaal: opdr. 23
  • Maak zelfstandig opdr. 24, 25, 26, 27
  • Bespreken 
  • Doe in tweetallen opdr. 28 en 29 (praat samen)
  • Bespreken 28

Slide 24 - Slide

7.5 
Nieuwe woorden: 
- kaart
- de provincie, de provincies
- (het) noorden
- (het) zuiden
- (het) oosten
- (het) westen

Slide 25 - Slide

Nederland
- Wat ligt in het noorden?
- Wat ligt in het zuiden?
- Wat ligt in het oosten?
- Wat ligt westen?
- Wat ligt in het midden?

Slide 26 - Slide

7.5
- (het) midden
- het eiland, eilanden
- naartoe
- de hoofdstad
- belangrijk
- het land 

Slide 27 - Slide

Nederland
Wat is de hoofdstad van....

- Overijssel?
- Noord-Holland?
-Gelderland?

Slide 28 - Slide

Het eiland, de eilanden
- Hoeveel eilanden heeft Nederland?
- TV-tas 

Slide 29 - Slide

7.5 
  • Klassikaal opdr. 31
  • Maak zelfstandig opdr. 32, 33, 36 en 37
  • Bespreken
  • Klassikaal 34 + 35 
  • Praat samen (werkblad 7.5)

Slide 30 - Slide

Slide 31 - Link

Slide 32 - Link

Spel
- Galgje nieuwe woorden 

Slide 33 - Slide

Afsluiting

Slide 34 - Slide