1.2 Inflatie

Opbouw les
Terugblik
Huiswerk bespreken
Uitleg nieuwe lesstof
Aan de slag
1 / 26
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Opbouw les
Terugblik
Huiswerk bespreken
Uitleg nieuwe lesstof
Aan de slag

Slide 1 - Slide

                                 Terugblik:


Twee soorten reclame
Lay-out
Terugblik

Slide 2 - Slide

hoogconjunctuur
laagconjunctuur
hoge economische groei
lage economische groei
ruime arbeidsmarkt
krappe arbeidsmarkt
stijging inflatie
daling inflatie of deflatie
overheidstekort
overheidsoverschot
laag consumenten en producentenvertrouwen
hoog consumenten en producentenvertrouwen
veel kredietverlening
weinig kredietverlening

Slide 3 - Drag question

Econ. groei hoger dan trend
twee kwartalen krimp
gemiddelde groei
Recessie
Hoogconjunctuur
Trend

Slide 4 - Drag question

minder
koopkracht
conjuncturele
werkloosheid
2.
3.
4.
er wordt minder geproduceerd
vraag naar producten daalt
werkgelegenheid daalt

Slide 5 - Drag question

Huiswerk
Maken vragen 1.1

Slide 6 - Slide

1.2 Inflatie

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide


Slide 13 - Open question


Slide 14 - Open question


A
nominale/CAO-lonen
B
nominale/inflatie
C
reële/ cao-lonen
D
reële/inflatie

Slide 15 - Quiz

inflatie
deflatie
prijsstijging
prijsdaling
koopkracht stijgt
kookkracht daalt

Slide 16 - Drag question


A
lage/lage/verhogen/stijgen/uitstellen
B
lage/hoge/verlagen/dalen/uitstellen
C
hoge/lage/verhogen/dalen/vervroegen
D
hoge/hoge/verlagen/stijgen/vervroegen

Slide 17 - Quiz

Wat voor soort inflatie?
Bestedings-
inflatie
Kosten-
inflatie
De hoge importprijzen worden doorberekend
De overheidskosten worden doorberekend
Er is meer vraag dan aanbod

Slide 18 - Drag question

Nominale rente: 1%
Inflatie: 12%
Reële rente?
Reële rente: 2%
Inflatie: 3%
Nominale rente?
Nominale rente: 3%
Reële rente: 2%
Inflatie?
Nominale rente: 2%
Reële rente: 3%
Inflatie?
– 1%
5%
– 11%
1%

Slide 19 - Drag question

Hoogconjunctuur
Laagconjunctuur
ECB zal rente verhogen
ECB zal rente verlagen
Sterke inflatie

Slide 20 - Drag question

Waardevast
Welvaartsvast
Stijgt mee met de inflatie
Stijgt mee met de CAO-lonen

Slide 21 - Drag question

Als de ECB de rente veranderd heeft dat gevolgen voor de eocnomie. zet de gevolgen in de juiste volgorde

Slide 22 - Drag question

'Als de ECB de rente voor de banken verhoogt, gaat ook de rente voor consumenten omhoog. die gaan dan 

                             lenen en

sparen. Ze geven dan 

                            geld uit, zodat er 

vraag is naar goederen en diensten. Daardoor zullen de prijzen

                           stijgen, zodat er ook         
                               
 inflatie is.

Vul de zinnen aan. Kies uit: meer-minder.
meer
meer
meer
meer
meer
meer
minder
minder
minder
minder
minder
minder

Slide 23 - Drag question

5) Let op: Gebruik de afbeelding hiernaast.
→ Maak van onderstaande zinnen een economisch juiste tekst door de juiste woorden te kiezen.
In de tweede helft van 2013 was er sprake van …(1)… (deflatie / inflatie). In de jaren 2011, 2012 én 2013 is de koopkracht van mensen met een cao-loon …(2)… (gedaald / gelijk gebleven / gestegen).



1
2
deflatie
inflatie
gedaald
gelijk gebleven
gestegen

Slide 24 - Drag question

8) Hieronder staan drie economische verschijnselen
1 Consumenten stellen aankopen uit.
2 Consumenten verwachten een verdere daling van de prijzen.
3 De productie daalt.
→ In welke regel staan deze verschijnselen zó dat een economisch logische gedachtegang ontstaat?

A deflatie → 1 → 2 → 3 → afname van economische groei
B deflatie → 1 → 3 → 2 → afname van economische groei
C deflatie → 2 → 1 → 3 → afname van economische groei
D deflatie → 2 → 3 → 1 → afname van economische groei
E deflatie → 3 → 1 → 2 → afname van economische groei
F deflatie → 3 → 2 → 1 → afname van economische groei


A
B
C
D
E
F

Slide 25 - Drag question

Huiswerk
Maken 1.2

Slide 26 - Slide