16/10 Zinsdelen pv-lv 2H6

vrijdag 16/10 2H6b
  • maken instaptoets grammatica

  • herhaling zinsdelen/onderwerp/pv/gezegde
  • nakijken blz. 234 opdracht 3 en 4 
  • uitleg/herhaling lijdend voorwerp
  • maken opdracht 5
1 / 18
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 1

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

vrijdag 16/10 2H6b
  • maken instaptoets grammatica

  • herhaling zinsdelen/onderwerp/pv/gezegde
  • nakijken blz. 234 opdracht 3 en 4 
  • uitleg/herhaling lijdend voorwerp
  • maken opdracht 5

Slide 1 - Slide

instaptoets grammatica
Wat weet je nog?
Lever na afloop de toets in.
Als je klaar bent, ga je lezen.

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Video

Zinsdelen 
  • een zinsdeel is één woord of een groepje woorden dat bij elkaar hoort
  • de pv is altijd één zinsdeel
  • alles vóór de pv is ook altijd één zinsdeel

Werkwijze: 
1. Zet alle woorden apart vóór de pv en probeer een goede zin te maken. 
2. Lukt dat? Dan is het een zinsdeel. 
3. Lukt dat niet? Dan moet je het volgende woord erbij nemen.  

 

Slide 4 - Slide

De persoonsvorm (pv)


Persoonsvorm vind je door de:
1. zin in andere tijd te zetten 
2. zin in enkelvoud of meervoud zetten 
3. (zin vragend te maken)
De persoonsvorm verandert in beide gevallen


Slide 5 - Slide

Werkwoordelijk gezegde (wwg)
- Alle werkwoorden in een zin.
- 'Te' en 'aan het' horen ook bij het gezegde:

De winkelier (was) zijn voorraden [aan het controleren}.
De baby (zit) steeds met zijn eigen tenen [te spelen}.
- Soms is het werkwoord opgesplitst:
De docent (legt) de klas de lastige sommen [uit].  wwg=legt uit
Vraag je altijd af wat het hele werkwoord is.

Slide 6 - Slide

Het onderwerp (ow)
Om het onderwerp te vinden stel je de vraag:
Wie of wat + persoonsvorm?

Voorbeeld: De klas werkt goed.
persoonsvorm = werkt
Wie (of wat) werkt?
antwoord = de klas, dus de klas is het onderwerp

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Op school eet Elle in de pauze graag snoep.
Schrijf over en verdeel in zinsdelen. Zet streepjes tussen de zinsdelen. Zoek eerst de persoonsvorm.

Slide 9 - Slide

Op school | eet | Elle I in de pauze I graag | snoep.

pv = eet
ond = Elle
 

Slide 10 - Slide

Zal ik je na school ophalen?
Schrijf over en verdeel in zinsdelen.


Slide 11 - Slide

Zal | ik | je | na school | ophalen?
pv = zal
ond = ik


Slide 12 - Slide

Wanneer heeft de hond je huiswerk opgegeten?

Schrijf over en verdeel in zinsdelen.


Slide 13 - Slide

Wanneer heeft de hond je huiswerk opgegeten?



pv = heeft
ond = de hond


Slide 14 - Slide

Uit hoeveel zinsdelen bestaat;

Ik reed op mijn fiets door de wijk.
A
3
B
6
C
2
D
4

Slide 15 - Quiz

Uit hoeveel zinsdelen bestaat;

Mijn oma gaat donderdagavond altijd naar de bingo.
A
3
B
5
C
2
D
4

Slide 16 - Quiz

Uit hoeveel zinsdelen bestaat;

Vroeger werden gevangen vissen op de kade verhandeld.
A
5
B
7
C
2
D
3

Slide 17 - Quiz

Uit hoeveel zinsdelen bestaat;

Honderden bekeuringen schreef de politie in de vakantie uit aan verkeersovertreders.
A
4
B
6
C
5
D
3

Slide 18 - Quiz