What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
Herhaling PW
Herhaling TW stof
1) Het meewerkend voorwerp + basis ontleden
2) Lastige werkwoordsvormen/werkwoordspelling
3) Bijwoordelijke bepaling
4) Trappen van vergelijking
5) Verkleinwoorden
6) Vaste voorzetsels
7) Meervoud
1 / 33
next
Slide 1:
Slide
Nederlands
Middelbare school
mavo
Leerjaar 2
This lesson contains
33 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Herhaling TW stof
1) Het meewerkend voorwerp + basis ontleden
2) Lastige werkwoordsvormen/werkwoordspelling
3) Bijwoordelijke bepaling
4) Trappen van vergelijking
5) Verkleinwoorden
6) Vaste voorzetsels
7) Meervoud
Slide 1 - Slide
1) Het meewerkend voorwerp
Stap 1:
noteer PV, OW, WG en LV
Stap 2:
stel de vraag Aan wie + WG + OW + LV?
Dus:
Geef jij oma een bos bloemen voor haar verjaardag?
PV = geef LV= een bos bloemen
WG = geef MV= Aan wie? --> Oma
OW = jij
Slide 2 - Slide
Wat is de PV van de volgende zin?
'Vorige week wilden Bart en Kees een cadeaubon gaan kopen voor de jarige juf.'
Slide 3 - Open question
Wat is het WG van de volgende zin?
'Vorige week wilden Bart en Kees een cadeaubon gaan kopen voor de jarige juf.'
Slide 4 - Open question
Wat is het OW van de volgende zin?
'Vorige week wilden Bart en Kees een cadeaubon gaan kopen voor de jarige juf.'
Slide 5 - Open question
Wat is het LV van de volgende zin?
'Vorige week wilden Bart en Kees een cadeaubon gaan kopen voor de jarige juf.'
Slide 6 - Open question
Wat is het MV van de volgende zin?
'Vorige week wilden Bart en Kees een cadeaubon gaan kopen voor de jarige juf.'
Slide 7 - Open question
3) Lastige werkwoordsvormen
(-d, -t of -dt?)
Stap 1:
Is het werkwoord de PV of het VD
Stap 2:
PV? Dan gebruik je het trucje met lopen (stam of stam +t)
Stap 3:
VD? Dan maak je gebruik van 't ex kofschip.
Slide 8 - Slide
Jelle is net .... [herstellen] van een longontsteking.
A
hersteld
B
herstelt
C
hersteldt
Slide 9 - Quiz
Haar moeder heeft ons altijd hartelijk […] (verwelkomen).
A
verwelkomt
B
verwelkomdt
C
verwelkomd
Slide 10 - Quiz
Hij .... [verwelkomen] haar hartelijk.
A
verwelkomt
B
verwelkomdt
C
verwelkomd
Slide 11 - Quiz
E-mails ... [beantwoorden] ik meestal meteen.
A
beantwoord
B
beantwoort
C
beantwoordt
Slide 12 - Quiz
Kylian heeft de brief in het Engels ... [vertalen]
A
vertaalt
B
vertaald
C
vertaaldt
Slide 13 - Quiz
De bijwoordelijke bepaling
Geeft antwoord op vragen als:
Waar? Met wie? Waarheen? Waarom? Waarvandaan?
Wanneer? Hoe? Van wie?
Bijvoorbeeld:
- Dit waveboard heb ik
met mijn buurjongen
gekocht.
-
Op de Utrechtse kermis
bezochten we een waarzegster.
Slide 14 - Slide
Wat is de BWB in de volgende zin?
(+ op welke vraag geeft het antwoord?)
'De meeste druiven komen uit Frankrijk.'
Slide 15 - Open question
Wat is/zijn de bijwoordelijke bepaling(en) in de volgende zin?
'Vanwege de warmte gaat de voetbaltraining morgen alweer niet door.'
Slide 16 - Open question
De trappen van vergelijking
Slide 17 - Slide
Hamburgers nergens zo lekker ___ bij ons!
A
dan
B
als
Slide 18 - Quiz
Romy wil later dezelfde opleiding doen ____
A
als hem
B
dan hem
C
als hij
D
dan hij
Slide 19 - Quiz
Verkleinwoorden
Slide 20 - Slide
Noteer het verkleinwoord van 'pudding'
Slide 21 - Open question
Noteer het verkleinwoord van
'sms'
Slide 22 - Open question
Noteer het verkleinwoord van
'kip'
Slide 23 - Open question
Noteer het verkleinwoord van
'pinda'
Slide 24 - Open question
Vaste voorzetsels bij werkwoorden
Sommige werkwoorden hebben vaste voorzetsels. Je kunt het werkwoord dan (bijna) alleen maar gebruiken in combinatie met het vaste voorzetsel.
Voorbeeld: Houden van
Slide 25 - Slide
Wel of geen vast voorzetsel?
'Hij schoot de bal over het doel.'
A
Wel
B
Niet
Slide 26 - Quiz
Wel of niet een vast voorzetsel?
De leerling verwachtte niet dat de leraar zou twijfelen aan zijn verhaal
A
Wel
B
Niet
Slide 27 - Quiz
Wel of niet een vast voorzetsel?
Gisteren keek ik naar een mooie film.
A
Wel
B
Niet
Slide 28 - Quiz
Meervoud maken
- Meestal -en of -s
- 's bij woorden op a o u i en Y
- -ën bij woorden op ee en ie(klemtoon op ie)
- -n + trema op e bij woorden op ie zonder klemtoon op ie
Slide 29 - Slide
Meervoud/ Meervouden van:
groente
Slide 30 - Open question
meervoud melodie
meervoud olie
Slide 31 - Open question
Meervoud
Wat is het meervoud van pizza?
Slide 32 - Open question
Wat is het meervoud (of wat zijn de meervouden) van:
motor
Slide 33 - Open question
More lessons like this
Herhaling taalverzorging H4 + H5
April 2021
- Lesson with
34 slides
Nederlands
Middelbare school
mavo
Leerjaar 2
Zinsontleding les 2
June 2020
- Lesson with
30 slides
Taal
Basisschool
Groep 8
1H week 14 P3 les 1 Grammatica uitleg meewerkend voorwerp
April 2023
- Lesson with
23 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 1
HV2 week 10-1 les 7: herhaling zinsdelen, pv, ow, wg
March 2024
- Lesson with
29 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 1
zinsontleden
May 2024
- Lesson with
11 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
zinsontleden
October 2024
- Lesson with
11 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
zinsontleden
September 2024
- Lesson with
11 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
Grammatica: redekundig ontleden HV1+2 periode 3
May 2023
- Lesson with
36 slides
Nederlands
Middelbare school
mavo
Leerjaar 1