Les 9: laatste les voor proefwerk

Répéter:
grammaire D
In klas 1 en 2 is het bijvoeglijk naamwoord al een aantal keren teruggekomen.
We gaan ons vandaag vooral richten op de onregelmatige vormen en de plaats van het bijvoeglijk naamwoord.

Als het goed is, kennen jullie deze nog:
- beau/belle              nouveau/nouvelle
- bon/bonne             vieux/vieille

Deze 4 onregelmatige vormen worden uitgebreid. Neem de volgende slides goed over in je aantekeningenschrift.
1 / 17
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Répéter:
grammaire D
In klas 1 en 2 is het bijvoeglijk naamwoord al een aantal keren teruggekomen.
We gaan ons vandaag vooral richten op de onregelmatige vormen en de plaats van het bijvoeglijk naamwoord.

Als het goed is, kennen jullie deze nog:
- beau/belle              nouveau/nouvelle
- bon/bonne             vieux/vieille

Deze 4 onregelmatige vormen worden uitgebreid. Neem de volgende slides goed over in je aantekeningenschrift.

Slide 1 - Slide

Het bijvoeglijk naamwoord:
kijk goed naar de uitgangen!
Eindigt een mannelijk bijvoeglijk naamwoord op één van de volgende letters? Dan is deze onregelmatig en krijgt deze een andere, vrouwelijke vorm.
- ien
Il est italien.                    Elle est italienne. 

- eux
Il est heureux.                 Elle est heureuse.

- if
Il est sportif.                   Elle est sportive.

Slide 2 - Slide

Het bijvoeglijk naamwoord:
de plaats
Een bijvoeglijk naamwoord komt meestal achter het zelfstandig naamwoord in het Frans.
Er zijn een aantal uitzonderingen, deze moet je kennen!

- beau (mooi)                                               - vieux (oud)
- bon (goed, lekker)                                      - mauvais (slecht)
- joli (mooi)                                                 - nouveau (nieuw)
- premier (eerste)                                        - jeune (jong)
- long (lang)                                                - grand (groot)
- petit (klein)                                               - dernier (laatste)

Slide 3 - Slide

Het bijvoeglijk naamwoord:
basisschema
Dit geld voor alle regelmatige bijvoeglijke naamwoorden

Slide 4 - Slide


Zet het bijvoeglijk naamwoord in de juiste vorm en op de juiste plek in de zin. (nouveau)
J'économise pour une _____ console de jeux ___________.

Slide 5 - Open question


Zet het bijvoeglijk naamwoord in de juiste vorm en op de juiste plek in de zin. (généreux)
J'ai reçu de l'argent de ma _____ grand-mère ___________.

Slide 6 - Open question


Zet het bijvoeglijk naamwoord in de juiste vorm en op de juiste plek in de zin. (bon)
Je reçois de l'argent pour mes  _____ notes ___________.

Slide 7 - Open question


Zet het bijvoeglijk naamwoord in de juiste vorm en op de juiste plek in de zin. (bleu)
Ce sont des _____ chaussures ___________.

Slide 8 - Open question

Répéter:
grammaire H
In klas 1 en 2 hebben jullie al meerdere keren regelmatige werkwoorden gezien die eindigen op -er.
Maar: er zijn ook regelmatige werkwoorden die eindigen op -re (klein verschil..).

Net als in klas 1 en 2 krijgen jullie daarvoor een schema dat jullie kunnen/moeten volgen.

Neem de komende slides goed over!

Slide 9 - Slide

Werkwoorden op -re:
de stam vinden
Om de stam van de werkwoorden te vinden, doe je hetzelfde als in klas 1 en 2. 
Je haalt van het werkwoord de laatste 2 letters af (-re).

Ik gebruik in het voorbeeld het werkwoord répondre (antwoorden).

répondre --> répondre --> répond.

Slide 10 - Slide

Werkwoorden op -re:
de uitgangen
Kijk in deze lijst van uitgangen en plak deze uitgangen vervolgens achter de stam.

je + s                                  je réponds
tu + s                                  tu réponds
il/elle/on + --                       il/elle/on répond

nous + ons                          nous répondons
vous + ez                            vous répondez
ils/elles + ent                      ils/elles répondent

Slide 11 - Slide

Werkwoorden op -re:
de passé composé
Vervoeg het met het hulpwerkwoord 'avoir' en zet vervolgens een -u achter de stam.

j'ai répondu
tu as répondu
il/elle/on a répondu

nous avons répondu
vous avez répondu
ils/elles ont répondu

Slide 12 - Slide

Werkwoorden op -re:
let op!
Als je het werkwoord répondre kan vervoegen in beide tijden, dan kan je ook de volgende werkwoorden vervoegen. Dit gaat op dezelfde manier.
Leer dus ook deze werkwoorden voor de toets :)!

- attendre (wachten)
- entendre (horen)
- vendre (verkopen)
- perdre (verliezen)

Slide 13 - Slide


Zet het werkwoord in de juiste vorm. (entendre, présent)

Nous ____ beaucoup de bonnes choses sur Bruxelles.

Slide 14 - Open question


Zet het werkwoord in de juiste vorm. (perdre, passé composé)

Je pense qu´il ____ ______ son portable.

Slide 15 - Open question


Zet het werkwoord in de juiste vorm. (attendre, présent)

J´ ____ le weekend avec impatience!.

Slide 16 - Open question


Zet het werkwoord in de juiste vorm. (vendre, passé composé)

Mes parents ____ ______ leur maison.

Slide 17 - Open question