Al snel worden zij naar Westerbork gestuurd. Roosje is bang om naar Polen gestuurd te worden, waar zij slechte verhalen over hoort. Om dit te voorkomen moet zij naar eigen zeggen ‘aandacht trekken, me nuttig maken, opvallen, organiseren en versieren.’ Door haar vloeiende Duits, wat ze leerde in haar jeugd, weet Roosje de aandacht te trekken van een barakleider. Zij demonstreert hem een tapdance, waarna hij haar een baantje als verpleegster geeft. Hierdoor kan zij haar moeder op laten nemen in het ziekenhuis en deportatie naar Polen is voorlopig uitgesloten. Enkele dagen later komen ze vader tegen en regelt voor hem een baantje in de keuken.