This lesson contains 34 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
Fictie : verhaalanalyse
Slide 1 - Slide
literaire begrippen
1. personages
2. tijd en spanning
3. ruimte en perspectief
4. thematiek
5. stijl
Slide 2 - Slide
Als een hoofdpersoon niet uitnodigt tot identificatie spreken we in de literatuur van
A
een rond karakter
B
een typetje
C
een antiheld
D
een verveel
Slide 3 - Quiz
In de Max Havelaar heb je een figuur met de naam Droogstoppel. Dit noemen we
A
speaking name
B
pseudoniem
C
alter ego
D
schuilnaam
Slide 4 - Quiz
speaking name
een speaking name zegt iets over hoe iemand is, over het karakter of over bepaalde eigenschappen.
Slide 5 - Slide
Welke speaking name ken jij?
Slide 6 - Mind map
Een korte zakelijke chronologische weergave van de belangrijkste gebeurtenissen van een verhaal heet ...
A
tijdverdichting
B
sujet
C
chronos
D
fabel
Slide 7 - Quiz
Als de schrijver stukken tijd samenvat in een aantal woorden dan heet dit ...
A
tijdverdichting
B
verteltijd
C
vertelde tijd
D
tijdsprong
Slide 8 - Quiz
welke manipulatietechnieken ken je?
Slide 9 - Open question
Wat zijn manipulatietechnieken? Welke moet je kennen?
Een auteur kan op heel veel manieren spanning in een verhaal aanbrengen. Deze trucs noemen we ook wel manipulatietechnieken. De schrijver manipuleert tenslotte de lezer.
Een aantal van deze technieken zijn: Het stoppen op een spannend moment, het wisselen van perspectief, het veranderen van verhaallijn of de lezer op een dwaalspoor zetten. Je verwacht iets, maar de situatie blijkt anders te zijn dan je zou verwachten.
Een schrijver kan ook gebruik maken van een vooruitwijzing. De auteur suggereert dat er iets gaat gebeuren, maar vertelt (nog) niet wat.
Een schrijver kan ook vlak voor een hoogtepunt de zaak ophouden en maakt dan gebruik van een vertraging. De lezer wil graag weten wat de ontknoping gaat worden, maar de auteur vertelt het nog niet.
Slide 10 - Slide
Wat verstaan we onder ruimte bij de literaire begrippen?
Slide 11 - Open question
Ruimte
de plaats van handeling
weer
seizoenen
historische roman of science fiction roman
Slide 12 - Slide
Slide 13 - Slide
leg uit hoe het bij het voorgaande plaatje zit met verwachtingen
Slide 14 - Open question
Welke perspectieven ken je?
Slide 15 - Mind map
ik-perspectief
personaal(hij/zij) perspectief
alwetend/ auctoriale verteller
de ik-figuur is tevens de verteller
Je kijkt door de ogen van de personale verteller
de verteller neemt niet deel aan de handelingen en geeft eventueel commentaar op de gebeurtenissen
Slide 16 - Slide
Vanuit welk perspectief is dit plaatje?
A
wisselend
B
ik
C
personaal
D
auctoriaal
Slide 17 - Quiz
motieven
1. abstracte motieven zoals liefde, toeval, onmacht
2. leidmotieven zoals terugkerende tastbare zaken
3. klassieke motieven zoals assepoestermotief of oedipuscomplex
Slide 18 - Slide
?
Welk motief kan een dobbelsteen hebben?
Slide 19 - Open question
Een thema is ...
A
het verhaalelement uit een sprookje
B
het grondmotief
C
de opdracht van de schrijver
D
de bedoeling van het boek weergegeven in het motto
Slide 20 - Quiz
Romeo en Julia kan een ...
A
motief zijn
B
motto zijn
C
thema zijn
D
verklaring zijn
Slide 21 - Quiz
stijl
lange of korte zinnen
veel of weinig bijvoeglijke naamwoorden
actieve of passieve vorm
verleden of tegenwoordige tijd
ironie
neologismen
veel of weing dialoog
enzovoort
Slide 22 - Slide
Wat merk je op aan de stijl van een van de boeken van je lijst. Noem ook even de titel!
Slide 23 - Open question
VRAGEN?
Gebruik de literaire begrippen om je boek te analyseren.
Slide 24 - Slide
Je hebt het fragment uit De Aanslag gelezen. Wat is je eerste indruk?
Slide 25 - Open question
Het verhaal dat jullie gelezen hebben, wordt ook wel de sleutelscene genoemd. Wat is een sleutelscene?
A
Het hoofdpersonage verliest zijn sleutels
B
De scene die alles verandert
C
De ruimte biedt een sleutel voor het verhaal
D
De scene die helpt het boek te begrijpen
Slide 26 - Quiz
We lopen even een aantal literaire begrippen na nav De Aanslag
Genre
Ruimte
Plot
Spanning
Tijd
Stijl
Perspectief
Slide 27 - Slide
Beschrijf hoe in het verhaal met spanning wordt omgegaan. Gebruik de termen: actie, climax, dialoog, flashback
Slide 28 - Open question
Wat is de setting van het verhaal en waar blijkt dit uit?
Slide 29 - Open question
Uit de welke zinnen kun je opmaken dat hier sprake is van een alwetende verteller
Slide 30 - Open question
In dit fragment is sprake van
A
Een ik-verteller
B
Personale verteller en enkelvoudig perspectief
C
Een alwetende verteller
D
Personale verteller met meervoudig perspectief
Slide 31 - Quiz
Het perspectief ligt bij Anton. Hoe beschrijft hij het gebeuren?
Slide 32 - Open question
De aanslag gaat over schuld, verantwoordelijkheid en andere morele kwesties rond oorlog. Op welke manier komt schuld ter sprake in dit fragment?