H6 Je groene omgeving - paragraaf 6.1 Naast de deur

6.1 Naast de deur
1 / 11
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo b, k, tLeerjaar 1

This lesson contains 11 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

6.1 Naast de deur

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Leerdoelen
-Je leert dat je organismen indeelt in vier groepen en hoe je de naam van een plant of dier kunt opzoeken.
-Je leert dat elke soort een eigen leefomgeving heeft.

Slide 2 - Slide

Vertel de leerlingen wat ze zullen leren in deze les.
Wat is een organisme?
A
Een organisme is iets wat leeft.
B
Een organisme is iets wat niet leeft.
C
Organismen zijn alleen mensen en dieren.

Slide 3 - Quiz

This item has no instructions

Wat voor organismen leven er in jouw tuin?

Slide 4 - Mind map

This item has no instructions

Leefomgeving
Elke soort heeft een eigen leefomgeving.  Elk organisme leeft op een plek waar de omstandigheden om te overleven precies goed zijn.

Slide 5 - Slide

Laat de leerlingen de verschillende biotopen zien waarin de verschillende groepen organismen leven. Geef enkele voorbeelden van organismen en hun biotoop.
Hier zie je een tuin. Is deze tuin een geschikte leefomgeving voor vlinders? Leg uit.

Slide 6 - Open question

This item has no instructions

Levende invloeden
Levende factoren in de omgeving van een organisme zijn bijvoorbeeld: roofvijanden, competitie, beschikbaarheid van voedsel en schuilplaatsen. Deze factoren kunnen ook een grote invloed hebben op de overleving van een organisme.

Slide 7 - Slide

Geef enkele voorbeelden van biotische invloeden en hoe ze van invloed zijn op organismen. Bespreek hoe organismen zich kunnen aanpassen aan verschillende biotische omstandigheden.
Niet-levende invloeden
Niet-levende factoren in de omgeving van een organisme zijn bijvoorbeeld: temperatuur, licht, water en bodemsamenstelling. Deze factoren kunnen een grote invloed hebben op de overleving van een organisme.

Slide 8 - Slide

Geef enkele voorbeelden van abiotische invloeden en hoe ze van invloed zijn op organismen. Bespreek hoe organismen zich kunnen aanpassen aan verschillende abiotische omstandigheden.
Wat is een levende invloed?
A
Het is erg zonnig in de omgeving
B
Er is veel wind in de omgeving
C
De omgeving is te koud
D
Er is te weinig voedsel

Slide 9 - Quiz

This item has no instructions

Wat een niet-levende invloed?
A
Het is erg warm in de omgeving
B
Er is weinig voedsel in de omgeving
C
Er zijn veel soortgenoten in de omgeving
D
Er zijn veel schuilplekken in de omgeving

Slide 10 - Quiz

This item has no instructions

Opstarten H6
-Hoofdstukopening overslaan

-6.1 zelf samenvatten en test jezelf

Slide 11 - Slide

This item has no instructions