This lesson contains 36 slides, with interactive quizzes, text slides and 7 videos.
Lesson duration is: 50 min
Items in this lesson
5.1 Energievoorziening
Slide 1 - Slide
Leerdoelen
Hoe maakt een elektriciteitscentrale energie
Hoe maak je elektrische energie op een schone manier
Hoe komt de elektrische energie van de centrale bij je thuis
Slide 2 - Slide
Diverse manieren om
energie op te wekken zijn:
Slide 3 - Slide
Groene energie
- Zonne energie
- Wind energie
- Water energie
Slide 4 - Slide
Groene energiebronnen
Voordelen: geen afval
Nadelen: de installaties zijn vaak duur in aanschaf, ook is de energiebron niet altijd beschikbaar.
Slide 5 - Slide
Grijze stroom
- Aardgas
- Aardolie
- Steenkool
Slide 6 - Slide
Wat moet je onthouden
Hoe wordt elektrische energie vervoerd van de centrale naar je huis
Welke spanning is nodig bij
verschillende punten van het
elektriciteitsnet?
Wat doet een transformator?
Slide 7 - Slide
Energieverlies
Als stroom door een kabel gaat, wordt de kabel warm.
Voor de minste energieverlies moet de stroom met een zo hoog mogelijke spanning worden vervoerd worden.
ENERGIEVERLIES
minder energie over voor de eindgebruikers
Slide 8 - Slide
Elektriciteitcentrale
Transformators
380kV
10kV
230 V
Slide 9 - Slide
Hoogspanning
1
2
Slide 10 - Slide
Transformator
1
2
Slide 11 - Slide
Wat is de spanning van de elektriciteit in onze huizen?
A
20 kV
B
380 kV
C
10 kV
D
230 V
Slide 12 - Quiz
Waarom wordt de spanning verhoogd als het over lange afstanden vervoerd wordt?
A
Voor veiligheid
B
Om energieverlies te voorkomen
C
Om een frequentie van 50 hz te krijgen
D
Dat is wat apparaten nodig hebben
Slide 13 - Quiz
0
Slide 14 - Video
Aan de slag
Maken
Basis: 2 t/m 8, 10 t/m 13, 16 t/m 19
Kader: 1 t/m 26 behalve de STER opdrachten.
Slide 15 - Slide
Vermogen
Hoeveel elektrische energie een apparaat per seconde verbruikt, noem je het vermogen
Afkorting: P
Eenheid: watt (W)
Slide 16 - Slide
Verbruik van energie
Slide 17 - Slide
Energielabel
Energielabels maken het je makkelijk om te kiezen, want ze laten in één oogopslag zien welke apparaten, auto's en woningen zuinig omgaan met energie.
Het energielabel is verplicht gesteld door de EU
Slide 18 - Slide
Rendement
Niet alle energie wordt nuttig gebruikt. Door het percentage nuttige energie te berekenen, kun je het rendement vinden.
Slide 19 - Slide
Slide 20 - Video
Rendement
Wanneer je moet rekenen met rendement, maak een schetsje.
Slide 21 - Slide
Bij de verbranding van een bepaalde hoeveelheid benzine, komt in een automotor 500 kJ aan warmte vrij. Hiermee kan 200 kJ bewegingsenergie worden gemaakt. Wat is rendement van deze auto?
A
500 / 200 -> 2,5 %
B
200 / 500 -> 0,40 %
C
500 / 200 -> 25%
D
200 / 500 -> 40%
Slide 22 - Quiz
Een gloeilamp levert 20J aan warmte. Het rendement is 30%. Hoeveel energie wordt verbruikt?
A
20 x 0,30 --> 6,0 J
B
20 / 0,30 --> 67 J
C
20 x 0,70 --> 14 J
D
20 / 0,70 --> 29 J
Slide 23 - Quiz
Aan de slag
Kader
Maak opgaven 18 t/m 26
GT
Maak opgaven 18 t/m 27
Slide 24 - Slide
Klaar?
=
De volgende les maken we de opdrachten van 7.1 in je werkboek (K) of je leerwerkboek (B).
Slide 25 - Slide
Slide 26 - Video
Fossiele brandstoffen
Voordelen: makkelijk te vervoeren en verbranden.
Nadelen: versterkt het broeikaseffect, geeft luchtvervuiling, raakt op.
Slide 27 - Slide
Slide 28 - Video
Slide 29 - Video
Slide 30 - Video
Hoe noemen we de energie die in een batterij zit?
A
Elektrische energie
B
Zonne energie
C
Bewegingsenergie
D
Chemische energie
Slide 31 - Quiz
Kernenergie
Voordelen: geen luchtvervuiling
Nadelen: gevaarlijk afval, gevaarlijk om mee te werken.