2KGT spelling en grammatica 14

2KGT spelling en grammatica 14
Voorwerpen
1 / 21
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

This lesson contains 21 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 80 min

Items in this lesson

2KGT spelling en grammatica 14
Voorwerpen

Slide 1 - Slide

Programma
Welkom
Lezen
Nakijken opdrachten grammatica 13 werkwoordelijk gezegde
Spelling en grammatica 14 voorwerpen
Samen oefenen
Zelfstandig werken
Afsluiten

Slide 2 - Slide

Lezen
Pak een leesboek en lees zelfstandig in stilte
timer
10:00

Slide 3 - Slide

Nakijken
  • 1 Het onderwerp van een zin is de persoon of zaak die iets doet. Het gezegde van de zin zijn alle werkwoorden in de zin.  

Slide 4 - Slide

Nakijken
  • 5 a 1 begrepen = zelfstandig werkwoord
  •  2 hebt = hulpwerkwoord
  • b 1 helpen = zelfstandig werkwoord
  •  2 kunnen = hulpwerkwoord
  • c 1 legt uit = zelfstandig werkwoord
  •  2 geen hulpwerkwoord
  • d 1 werken = zelfstandig werkwoord
  • 2 wil = hulpwerkwoord
  •  kunnen = hulpwerkwoord

Slide 5 - Slide

Nakijken
  • e 1 doet na = zelfstandig werkwoord
  • 2 geen hulpwerkwoord
  • f 1 hebben = zelfstandig werkwoord
  •  2 zou = hulpwerkwoord
  •  willen = hulpwerkwoord

Slide 6 - Slide

Nakijken
  • 6 a hebt begrepen
  • b kunnen helpen
  • c legt uit
  • d wil kunnen werken
  • e doet na
  • f zou willen hebben

Slide 7 - Slide

Nakijken
  • 8 a 1 herinneren = zelfstandig werkwoord
  •  2 kan = hulpwerkwoord
  • b 1 hopen = zelfstandig werkwoord
  •  2 hadden = hulpwerkwoord
  •  kunnen = hulpwerkwoord
  • c 1 stak = zelfstandig werkwoord
  • 2 geen hulpwerkwoord

Slide 8 - Slide

Nakijken
  • d 1 klieren = zelfstandig werkwoord
  •  2 lopen = hulpwerkwoord
  • e 1 excuseren = zelfstandig werkwoord
  •  2 wil = hulpwerkwoord
  • f 1 jagen = zelfstandig werkwoord
  • 2 geen hulpwerkwoord

Slide 9 - Slide

Nakijken
  •  a me = wederkerend voornaamwoord
  •  kan me herinneren
  • b op = onderdeel van de werkwoordelijke uitdrukking ‘ergens op hopen’
  •  hadden op kunnen hopen
  • c de draak = onderdeel van de werkwoordelijke uitdrukking ‘de draak steken’
  •  stak de draak

Slide 10 - Slide

Nakijken
  • d me = wederkerend voornaamwoord
  • te = staat voor het werkwoord
  •  lopen me te klieren
  • e me = wederkerend voornaamwoord
  •  wil me excuseren
  • f op de kast = onderdeel van de werkwoordelijke uitdrukking ‘op de kast jagen’
  •  op de kast jagen

Slide 11 - Slide

Nakijken
  • 10 a zou kunnen nemen
  • b lopen te hoesten
  • c hebben zich misdragen
  • d heeft willen bungeejumpen
  • e had de kop ingedrukt
  • f nemen mee 

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

Zelfstandig werken
Maak opdracht 1 t/m 6, 7, 8, 9, 10, 12 en 13




timer
30:00

Slide 20 - Slide

Afsluiting
Huiswerk

Zorg dat opdracht 1 t/m 6 af is voor de volgende les

Slide 21 - Slide