4V_week 50

1 / 37
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 37 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Aujourd'hui
1. Corriger les devoirs

2. Au travail

3. Écrire

Slide 2 - Slide

1. Corriger les devoirs
  • Nakijken ex. 24B op blz. 25

  • Nakijken 24E en F op blz. 93 

Heb je vragen? Steek je vinger op. 

Klaar? Maak ex. 14 en 16 op p. 18-19



Slide 3 - Slide

2. Au travail 
  • Maak ex.  14, 15 en 16 op blz.18
  • Bestudeer par.3 over het bijvoeglijk naamwoord in je Manuel 

Heb je nog vragen voor de toets?
Is er iets dat je morgen uitgelegd wil krijgen?

Klaar? Steek je vinger op

Slide 4 - Slide

3. Ecrire
1. Maak ex. 17 op p.20
2. Schrijf de mail op een Calandblaadje.

3. Maak gebruik van de zinnen bij ex. 16 en de voorbeeldtekstjes op p.19


Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Aujourd'hui
1. Corriger la lettre

2. Examen


Slide 7 - Slide

1. Corriger l'email 
1. Kijk naar de voorbeeldzinnen op het bord. 
2. Corrigeer je brief aan de hand van de voorbeeldzinnen.
3. Lever de brief in. 

Klaar? Maak ex. 1 en 2 op p. 30-31. 

Slide 8 - Slide

2. Telwoorden
  • Tussen tiental en eenheid staat een streepje, behalve bij
    21, 31, 41, 51, 61 en 71. Dan staat er et tussen.

  • Exemple:
    vingt-deux (22)
    trente et un (31)

Slide 9 - Slide

3. Écrire

Slide 10 - Slide

3. Regarder
  • Podcast Le Balado: 'Quoi faire' op. 34
  • Samen maken ex. 1
  • Samen maken ex. 2

Slide 11 - Slide

2. Telwoorden
  • vingt / cent: -s als er geen ander telwoord achter staat: quatre-vingts (80)
    deux cents (200)
    cent quatre-vingts (180)

  • Maar: cent quatre-vingt-deux (182)

  • Mille (1000) krijgt nooit een -s

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Video

3. Rangtelwoorden
  • Je maakt rangtelwoorden door -ième achter het hoofdtelwoord te zetten:

    deux wordt deuxième (tweede)
    trois wordt troisième (derde)



Slide 14 - Slide

3. Rangtelwoorden
  • Uitzonderingen/aandachtspunten:

eerste = premier/première
vierde = quatrième (-e van quatre vervalt)
vijfde = cinquième (na een q altijd een u)
neuf   = neuvième
21         = vingt et unième (ook bij 31, 41, etc.)

Slide 15 - Slide

3. Breuken
  • Breuken maak je met rangtelwoorden:
    een derde = un troisième
    een vijfde= un cinquìeme

  •  uitzonderingen:
    een kwart = un quart
    een half = un demi
    een derde = un tiers

Slide 16 - Slide

3. Data
  • Dagen: lundi, mardi, mecredi, jeudi, vendredi, samedi, dimanche

  • Maanden: janvier, fevrier, mars, avril, mai, juin, juillet, août, septembre, octobre, novembre, décembre

  • Verder gebruik je altijd le voor de datum, gevolgd door een hoofdtelwoord:
    le 14 juin / jeudi 21 septembre 

Slide 17 - Slide

3. Data
  • Let op! De eerste dag van de maand wijkt af:
    le 1er septembre
    le premier mai

Slide 18 - Slide

4. Kloktijden
  • Il est ... heures
      Dus niet c'est gebruiken!

  • In het Frans tel je eerst de minuten op bij het uur:
       Il est huit heures et cinq (Het is 5 over acht/ 08.05)
       Il est huit heures et demi (Het is half negen/ 08.30)


  • Daarna trek je de minuten af van het volgende uur:
    Il est neuf heures moins vingt-cinq (Het is 5 over half negen/ 08.35)
    Il est neuf heures moins cinq (Het is vijf voor negen/ 08.55)
     



Slide 19 - Slide

4. Kloktijden
  • Kwart over = et quart
      Kwart voor = moins le quart
      half = et demi(e) (heures = vrouwelijk / midi+minuit = mannelijk)
     12 uur 's middags = midi
     12 uur 's nachts = minuit

  • Om onderscheid te maken tussen 's de verschillende dagdelen kun je er achter zetten:
    Il est une heures du matin.
    Il est une heures de l'après midi.
    Il est onze heures du matin.
    Il est onze heures du soir. 

 



Slide 20 - Slide

Au travail
  • Maken: ex. 24B op blz. 25

  • Maken ex. 24E op blz. 93

  • Manuel p. 45

Slide 21 - Slide

4. Au travail 
  • Maak ex. 24 B en 24 C

  • Hulp? Kijk op blz. 45 in je Manuel.

Slide 22 - Slide

Hoe zeg je in het Frans:
Het is half 8
A
Il est huit heures et demie
B
C'est sept heures et demie
C
Il est sept heures et demie
D
Il est sept heures et demi

Slide 23 - Quiz

Hoe zeg je in het Frans:
het is kwart voor vijf
A
Il est dix-sept heures et quart
B
Il est dix-sept heures moins le quart
C
C'est dix-sept heures moins le quart
D
Il est dix-sept heures moins quart

Slide 24 - Quiz

Hoe zeg je in het Frans:
Het is half 1 's middags

Slide 25 - Open question

Schrijf volledig uit in het Frans:
15

Slide 26 - Open question

Schrijf volledig uit in het Frans:
40

Slide 27 - Open question

Schrijf volledig uit in het Frans:
98

Slide 28 - Open question

Schrijf volledig uit in het Frans:
305

Slide 29 - Open question

Schrijf volledig uit in het Frans:
900

Slide 30 - Open question

Hoe zeg je in het Frans:
Het is vrijdag 29 september 2023, 14:15 uur. Schrijf alle getallen uit!

Slide 31 - Open question

Exercice: C'est la fête!

Slide 32 - Slide

Exercice: C'est la fête!
Groupes de 3 personnes, 6 fêtes
Maak de opdracht + in het Frans een overzichtje en vertel dit zometeen aan de groep:


Nom de la fête
Date ?
Quoi ? (en néerlandais)
Où ?

Slide 33 - Slide

Au travail
Ex. 24B et C

Waar kun je hulp vinden?
Blz. 45 in Manuel of op Teams (Manuel - Getallen)

Slide 34 - Slide

Les Français et le temps
D'après vous, les français sont-il ponctuels?
"Le quart d'heure de politesse" existe-t-il aux Pays-Bas?

D'autres stérétypes/clichés?

Slide 35 - Slide

Toetsstof
Vocabulaire U1 (leer zoals boven de blokjes aangegeven) op blz. 102-104
Zinnen U1 (Staan bij écrire en parler N-F)
Grammaire I, II, III (bijvoeglijk naamwoord, werkwoorden avoir/etre/faire/aller/regelmatig op -er in 5 tijden, telwoorden/kloktijden/data)

Slide 36 - Slide

Volgende week donderdag (28/9)

Formatieve toets U1: grammaire I, II, III + voca t/m écrire

Leerwerk bijhouden
Teams

Slide 37 - Slide