Adjectives and Adverbs

• Engels
• MBO
• Studiejaar 2

Adjectives and Adverbs

Bijwoorden van Frequentie, ook bekend als Bijwoorden van Vage Tijd (Adverbs of Frequency)

Het is mogelijk aan te geven hoe vaak een werkwoord gebeurt. Dat doe je door een "bijwoord van frequentie" vóór het hoofdwerkwoord te zetten, of àchter het hoofdwerkwoord als dat een vorm van "to be" is.

In volgorde van weinig naar veel voorkomend zijn deze bijwoorden never, sometimes, often, usually en always.

John always cycles home

Mary is never tired (after the main verb, because it's a form of "to be")

We regularly visit grandma

Bijwoorden van Frequentie

geven aan hoe vaak een werkwoord gebeurt, door een "bijwoord van frequentie" vóór het hoofdwerkwoord te zetten, of àchter het hoofdwerkwoord als dat een vorm van "to be" is.

Bijvoorbeeld:

never, sometimes, often, usually en always.

John always cycles home

Mary is never tired

(after the main verb, because it's a form of "to be")

We regularly visit grandma

Bijwoorden van Manier (Adverbs of Manner)

Geven aan hoe een werkwoord gebeurt, door een "bijwoord van Manier" vóór het hoofdwerkwoord te zetten. Je gebruikt NOOIT zo'n bijwoord bij "to be" (omdat "to be" een koppelwerkwoord is)!

Je maakt bijwoorden door "-ly" achter een bijvoeglijk naamwoord te plakken.

Beautiful - beautifully

Large - largely

Enormous - enormously

Quick - quickly

Sommige bijwoorden worden een beetje anders gevormd. 

Dit is het geval bij bijvoeglijk naamwoorden die eindigen op "-y" of "-le".

Simple - simply (de "e" wordt vervangen door een "y")

Lucky - luckily (de "y" wordt vervangen door "ily")

Sommige bijwoorden worden op een volledig onregelmatige manier gevormd:

Good - well

Of blijven hetzelfde:

Fast - fast (fastly bestaat niet)

Hard - hard (hardly bestaat wel, maar betekent "nauwelijks" i.p.v. "moeilijk", dus heeft een andere betekenis)

Early - early

Late - late (lately bestaat wel, maar betekent "onlangs" i.p.v. "te laat", dus een andere betekenis)

Fine - fine (finely bestaat niet)

We were very ......... when we moved to a new home closer to our school.

1. glad
2. gladly

My classmate can play basketball ............. because he practices every day.

1. good
2. well

The World Trade Center in New York consisted of two ............... buildings.

1. enormous
2. enormously

My friend ..........studies for his exams, so he usually gets low grades.

1. hard
2. hardly

A ............ way to practice English is to speak it with friends after class.

1. good
2. well

Most fruit juices............consist of apple juice.

1. large
2. largely

.........., the bomb explosion caused no damage.

1. Lucky
2. Luckily

The dentist can't see me on Monday because he's ............. that day.

1. busy
2. busily