Taal 28-01

Herhalingsles taal
1. wederkerend voornaamwoord
2. bedrijvende en lijdende zin
3. telwoorden
1 / 24
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Herhalingsles taal
1. wederkerend voornaamwoord
2. bedrijvende en lijdende zin
3. telwoorden

Slide 1 - Slide

Een wederkerend voornaamwoord...
Verwijst naar het onderwerp!
Ik heb me vergist in de tijd van het gesprek. 

Het onderwerp is 'ik'
Het wederkerend voornaamwoord is 'me'

Slide 2 - Slide

Wederkerend voornaamwoord
voorbeelden:

hij/zij vergist zich
jullie vergissen je
zij vergissen zich

Slide 3 - Slide

Ik was

Slide 4 - Open question

Hij wast

Slide 5 - Open question

Jij wast

Slide 6 - Open question

Waarom heeft hij zich niet gewassen?

Wat is het wederkerend voornaamwoord?
A
Waarom
B
hij
C
zich
D
gewassen

Slide 7 - Quiz

Ik vergis me vaak.

Wat is het wederkerend voornaamwoord?
A
Ik
B
vergis
C
me
D
vaak

Slide 8 - Quiz

Slide 9 - Slide

De jongensband Huggy Bears geeft een concert.
A
Lijdend
B
Bedrijvend

Slide 10 - Quiz

De leadzanger wordt door meisjes onweerstaanbaar gevonden.
A
Lijdend
B
Bedrijvend

Slide 11 - Quiz

Bloemen en beertjes worden door de meisjes gegooid
A
Lijdend
B
Bedrijvend

Slide 12 - Quiz

De jongens zien veel jonge fans.
A
Lijdend
B
Bedrijvend

Slide 13 - Quiz

De smachtende meisjes blokkeren het verkeer.
A
Lijdend
B
Bedrijvend

Slide 14 - Quiz

Maak hiervan een lijdende zin:
We verzamelen alles.

Slide 15 - Open question

Maak hiervan een lijdende zin:
We beluisteren elke dag je muziek.

Slide 16 - Open question

Telwoorden
één, vierhonderd, vijfduizend, eerste, twintigste, veel, weinig, enkele, sommige, vele, alle, meer, minder, meeste, laatste, middelste zijn allemaal telwoorden.

Soms kun je precies zien hoeveel (vierhonderd) en soms niet precies hoeveel (weinig, meer, minder). Alle woorden wat met een hoeveelheid te maken heeft, noem je telwoorden.

Slide 17 - Slide

Dit is de eerste keer dat ik heb geskied.
Wat is het telwoord?

Slide 18 - Open question

Er zitten dertig kinderen in de klas.
Wat is het telwoord?

Slide 19 - Open question

Sommige kinderen zijn al klaar.
Wat is het telwoord?

Slide 20 - Open question

Er zijn nog maar een paar dagen school voor de vakantie.
Wat is het telwoord?

Slide 21 - Open question

Er is er één die doorgaat.
Wat is het telwoord?

Slide 22 - Open question

Alle kinderen mogen stoppen.
Wat is het telwoord?

Slide 23 - Open question

Einde les

Slide 24 - Slide