What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
Klas 2K - Grammatica: H1: Wederkerig en wederkerend voornaamwoord + herhaling woordsoorten
Goedemorgen klas 2C
Vandaag...
- stillezen
- Lezen hoofdstuk 1
Goedemiddag klas 2K
Vandaag...
- Stillezen / s.o. zinsdelen
- Grammatica woordsoorten
Huis
werk donderdag 3 maart:
- Maken: h1 grammatica wederkerende en wederkerige voornaamwoorden
Huiswerk vrijdag 4 maart:
Maken: h3 grammatica: telwoorden
Leerdoelen:
- Ik kan de wederkerende en wederkerige voornaamwoorden herkennen
1 / 48
next
Slide 1:
Slide
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 2
This lesson contains
48 slides
, with
interactive quizzes
,
text slides
and
1 video
.
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Goedemorgen klas 2C
Vandaag...
- stillezen
- Lezen hoofdstuk 1
Goedemiddag klas 2K
Vandaag...
- Stillezen / s.o. zinsdelen
- Grammatica woordsoorten
Huis
werk donderdag 3 maart:
- Maken: h1 grammatica wederkerende en wederkerige voornaamwoorden
Huiswerk vrijdag 4 maart:
Maken: h3 grammatica: telwoorden
Leerdoelen:
- Ik kan de wederkerende en wederkerige voornaamwoorden herkennen
Slide 1 - Slide
Leerdoelen
- Ik kan de
wederkerende en wederkerige voornaamwoorden
herkennen
- Ik kan
blw, olw, czn, azn, zn-e, bn, zww, kww, hww, pers.vnw, bez.vnw, wed.vnw, wedig.vnw, aanw.vnw, vr.vnw, onbep.vnw, vz
en
bw
herkennen
Slide 2 - Slide
Wederkerig voornaamwoord
Er is maar één wederkerig voornaamwoord:
elkaar
Let op: soms wordt het ook geschreven als 'mekaar' of 'elkander'
Slide 3 - Slide
Wederkerende werkwoorden
Verplicht
wederkerende werkwoorden
zich vergissen, zich ergeren, zich schamen
ik
vergis
me
,
jij
vergist
je
,
hij
vergist
zich
,
zij
vergist
zich
wij
vergissen
ons
,
jullie
vergissen
je
,
zij
vergissen
zich
Het onderwerp komt dus in een andere vorm terug
Slide 4 - Slide
Ik
vergis
me
Hij
vermaakt
zich
Hij
vermaakt het kind
Hij
vermaakt haar
In welke zin komt het onderwerp niet terug?
Slide 5 - Slide
Wederkerende werkwoorden
Toevallig
wederkerende werkwoorden
wassen
kan worden gecombineerd met zich, maar dat hoeft niet
zich wassen:
ik
was
me
,
jij
wast
je
,
hij
wast
zich
iemand wassen: ik was jou, ik was je handen, hij wast ons, hij wast onze baby
Het onderwerp komt dus niet altijd in een andere vorm terug. Het werkwoord kan ook gevolgd worden door een pers.vnw of een bez.vnw
Slide 6 - Slide
Slide 7 - Slide
Slide 8 - Slide
Slide 9 - Slide
Wederkerend voornaamwoord
Zich is altijd een wederkerend voornaamwoord.
Me, je ons, u
kunnen
pers.vnw
,
bez. vnw
of
wed. vnw
zijn.
Tip: zet de zin in de hij-vorm
hij of hem --> pers. vnw
zijn --> bez. vnw
zich --> wed.vnw
Slide 10 - Slide
Slide 11 - Video
En nu...
Maken: H1 grammatica: wederkerend en wederkerig voornaamwoord
Slide 12 - Slide
Lesdoel:
Aan het einde van deze les weet je (weer) hoe je woordsoorten moet benoemen.
Slide 13 - Slide
woordsoorten
Slide 14 - Mind map
Lidwoorden (blw/olw)
Bepaald: de, het
Onbepaald: een
Alleen als het voor een zelfstandig naamwoord of een bijvoeglijk naamwoord staat.
Het
mooie meisje,
een
heel moeilijke toets.
Slide 15 - Slide
Zelfstandig naamwoord (zn)
Mens, dier, plant, ding, gevoel en namen (HOOFDLETTER!)
Je kan er een lidwoord of een bijvoeglijk naamwoord voor zetten.
Een heel moeilijke
toets (czn)
, de ware
liefde (azn)
,
Amsterdam (zn-e)
Slide 16 - Slide
Bijvoeglijk naamwoord (bn)
Zegt iets over een zelfstandig naamwoord.
Een heel
moeilijke
toets, de
ware
liefde
Slide 17 - Slide
Werkwoorden (zww/kww/hww)
zww = belangrijkste ww in de zin (als er meer ww in de zin staan, is het zww vaak het werkwoord dat achterin de zin staat)
kww = vorm van
zijn, worden, blijven, blijken, lijken, schijnen, heten, dunken, voorkomen
hww = helpt met het maken van het gezegde. Is er alleen als er meerdere ww's in de zin staan
Slide 18 - Slide
Persoonlijk vnw (pers.vnw)
Geeft een persoon aan.
Slide 19 - Slide
Bezittelijk vnw (bez.vnw)
Geeft bezit aan.
Slide 20 - Slide
Aanwijzend vnw (aanw.vnw)
Wijst iets aan.
Leer uit je hoofd:
Deze, die, dit, dat, zulke, zo'n, dergelijke
Dergelijke
vragen beantwoord ik niet!
Slide 21 - Slide
Vragend vnw (vr.vnw)
Stelt een vraag.
Leer uit je hoofd:
Wie, wat, welke, wat voor een
Welke
opdrachten mag ik van je overschrijven?
Slide 22 - Slide
Onbepaald vnw (onbep.vnw)
Gebruikt om iets niet-concreet aan te duiden.
Leer uit je hoofd:
iets, niets, alles, iedereen, iemand, niemand, andere(n), elk(e), ieder(e)
Zij kent helemaal
niemand
Slide 23 - Slide
Voorzetsel (vz)
Geeft een positie aan.
Truc: kan je voor 'de kast' of 'het feest' zetten.
Tijdens, onder, boven, achter, volgens
Slide 24 - Slide
Bijwoord (bw)
Zegt iets over:
een ww: ik loop
hard
een bw: ik loop
ontzettend hard
een bn: de
super
knappe jongen
een plaats/tijd:
daar
moet je
morgen
naartoe gaan
Tip: blijft vaak over (net zoals de bwb).
Slide 25 - Slide
Wederkerig vnw (wedig.vnw)
Verwijst terug naar een groep (
weder=terug
)
Leer uit je hoofd:
elkaar, mekaar, elkander
Slide 26 - Slide
Wederkerend vnw (wed.vnw)
Verwijst terug naar het onderwerp (
weder=terug
)
Alleen als het een verplicht wederkerend werkwoord is.
Hij schaamt
zich
= wed.vnw
Hij scheert zich/zijn schapen. = pers.vnw
Slide 27 - Slide
Hoofdtelwoord (bep/onbep.htw)
Geeft een hoeveelheid aan.
Bepaald: duidelijke hoeveelheid
één, beide, achttien, vierhonderd, achtenzestigduizend
Onbepaald: onduidelijke hoeveelheid
enkele, veel, weinig, minst, verschillende
Slide 28 - Slide
Rangtelwoord (bep/onbep.rtw)
Geeft een positie aan.
Bepaald: duidelijke positie
eerste, vierde, duizendste
Onbepaald: onduidelijke positie
laatste, middelste, hoeveelste, zoveelste
Slide 29 - Slide
Voegwoord (ns/os.vgw)
Koppelt twee zinnen aan elkaar.
Nevenschikkend voegwoord: twee dezelfde soorten zinnen (hoofd-hoofd)
Ik pak morgen de bus,
want
ik wil niet natregenen.
Ik heb er veel zin in,
maar
ik hoop dat we niet hoeven te hoelahoepen.
Onderschikkend voegwoord: twee verschillende soorten zinnen (hoofd-bij)
De meester zegt
dat
hij altijd snel nakijkt.
Als
alle leerlingen stil zijn, krijgen ze een snoepje.
Slide 30 - Slide
Tussenwerpsel (tw)
Een uitroep.
Hé
, ruim je troep eens op!
Oeps
, ik heb mijn huiswerk niet gemaakt.
'
Kukelekuu
,' kraaide de haan in de vroege morgen.
Slide 31 - Slide
A
pers.vnw
B
bez.vnw
C
bw
D
vz
Slide 32 - Quiz
A
hww
B
kww
C
zww
D
bn
Slide 33 - Quiz
A
bn
B
bw
C
vz
D
blw
Slide 34 - Quiz
A
bn
B
bw
C
vz
D
blw
Slide 35 - Quiz
A
bn
B
bw
C
vz
D
blw
Slide 36 - Quiz
A
bn
B
czn
C
azn
D
blw
Slide 37 - Quiz
A
bn
B
zn
C
bez.vnw
D
pers.vnw
Slide 38 - Quiz
A
hww
B
kww
C
zww
D
bw
Slide 39 - Quiz
A
onbep.vnw
B
vz
C
tw
D
bw
Slide 40 - Quiz
A
bn
B
bw
C
zn
D
bep.hoofdtelw
Slide 41 - Quiz
A
bn
B
bw
C
zn
D
bep.hoofdtelw
Slide 42 - Quiz
A
aanw.vnw
B
tw
C
bw
D
blw
Slide 43 - Quiz
A
hww
B
kww
C
zww
D
ns.vgw
Slide 44 - Quiz
A
hww
B
kww
C
zww
D
ns.vgw
Slide 45 - Quiz
A
hww
B
kww
C
zww
D
ns.vgw
Slide 46 - Quiz
A
bw
B
wed.vnw
C
pers.vnw
D
wedig.vnw
Slide 47 - Quiz
Slide 48 - Slide
More lessons like this
Nederlands Wederkerig en wederkerend vnw HSX
September 2024
- Lesson with
20 slides
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 2
Klas 2A Grammatica taalkundig ontleden
March 2024
- Lesson with
27 slides
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 2
Havo 3 - Grammatica W - H3
January 2022
- Lesson with
15 slides
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 3
Grammatica woordsoorten H1- wederkerend en wederkerige vnw
October 2020
- Lesson with
10 slides
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 2
Grammatica herhaling woordsoorten
September 2021
- Lesson with
40 slides
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 2,3
klas A2a 27 sept 2022
September 2022
- Lesson with
16 slides
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 2
afronden lessenserie
April 2024
- Lesson with
10 slides
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 2
Grammatica H3
February 2019
- Lesson with
27 slides
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 1